Ontwerpakkoord over lastige dossiers
Een week van intensief onderhandelen op het hoofdkwartier van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Genève lijkt een eerste doorbraak te hebben opgeleverd. Zeven economische zwaargewichten bereikten een ontwerpakkoord over twee bijzonder lastige dossiers: de liberalisering van de handel in landbouw- en industriële producten.
Het embryo van wat ooit een alomvattend akkoord tussen de 153 WTO-lidstaten kan worden is de vrucht van een tweedaagse besloten onderhandelingssessie tussen vertegenwoordigers van Australië, Brazilië, Groot-Brittannië, China, Japan, de Verenigde Staten en de Europese Unie.Het ontwerp van WTO-directeur-generaal Pascal Lamy werd vrijdagavond positief onthaald door een groep van een dertigtal landen. „Er was bijzonder brede instemming om het plan te gebruiken als basis om verder te gaan”, zei WTO-woordvoerder Keith Rockwell vrijdagavond.
Ook de Amerikaanse handelsvertegenwoordigster Susan Schwab had het over een „weg vooruit.” Haar Braziliaanse collega Celso Amorim, de voorman van de G-20, een blok van ontwikkelingslanden, zei dat de kansen op het welslagen van de onderhandelingen waren gestegen van 50-50 tot 65-35.
Kritische geluiden waren er te horen bij de Argentijnse en de Indiase delegaties. De Argentijnse minister Jorge Taiana verwerpt het voorstel van Lamy „in zijn huidige staat”, meldt de website van het Argentijnse ministerie van Buitenlandse Zaken. Kamal Nath, de Indiase handelsminister, verklaarde na de gesprekken dat Lamy’s voorstel onvoldoende garanties bood voor de bescherming van arme boeren in ontwikkelingslanden.
In een notendop beloven de Verenigde Staten en de Europese Unie hun plafond voor „handelsverstorende” landbouwsubsidies te verminderen met respectievelijk 70 en 80 procent, tot 14,4 miljoen dollar en 22 miljoen euro. Ze mogen op landbouwproducten geen invoerheffingen hanteren die hoger zijn dan 100 procent, behalve op 4 procent van hun tarieflijnen voor „speciale producten”, die ze willen afschermen van buitenlandse concurrentie.
De ontwikkelingslanden mogen 12 procent hoge landbouwtarieven behouden voor landbouwproducten die ze willen beschermen tegen import uit rijke landen, met het oog op het overleven van de landbouwbevolking. Verder bevat het plan gedetailleerde coëfficiënten voor de vermindering van de tarieven op industriegoederen in ontwikkelingslanden.
Vertegenwoordigers van vakbonden zien de lagere industrietarieven niet zitten. „We zijn erg bezorgd over deze ontwikkeling”, zei Esther Busser van de Internationale Vakbondsconfederatie (ITUC). „Het voorstel inzake industriegoederen verschilt niet van wat we eerder al een paar keer hebben verworpen. Het blijft onaanvaardbaar.”
De secretaris-generaal van de Zuid-Afrikaanse vakbond Cosatu, Zwelinzima Vavi, zei dat de ontwikkelingslanden „zware concessies” moeten doen inzake industriegoederen, en daarvoor maar erg bescheiden voordelen genieten op landbouwvlak. „Het evenwicht is compleet zoek. Het is eigenlijk een totale ramp. Ik maak me niet alleen zorgen over arbeiders in Zuid-Afrika, maar in alle ontwikkelingslanden.”
Het blijft afwachten hoe het 153 landen sterke voltallige lidmaatschap van de WTO op de voorstellen gaat reageren. Behalve landbouw en industriegoederen blijven er nog heel wat gevoelige dossiers over. Er is onenigheid over intellectuele-eigendomsrechten, geografische oorsprongsnamen als ”porto” en ”champagne” en over de liberalisering van de dienstensector.