Spanningen tussen vader en zoon
Titel:
”Familieziek. Een roman in taferelen”
Auteur: Adriaan van Dis
Uitgeverij: Augustus, Amsterdam, 2002
ISBN 90 457 0041 7
Pagina’s: 208
Prijs: € 18,50. Wie een beeld wil krijgen van het leven in Nederland in de jaren vijftig, kan het vlot leesbare boek ”Familieziek” van Adriaan van Dis opslaan. Het is een ”roman in taferelen”, waarin van Dis de wonderlijke en wrede wereld door de ogen van een jongetje bekijkt. Alle grote thema’s uit die tijd komen aan de orde: de Koude Oorlog, de Indië-kwestie, de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. En natuurlijk de zuinigheid waar die jaren symbool voor staan.
De roman geeft dus een aardig tijdsbeeld. De spanningen die deze jaren beheerst hebben, worden duidelijk voelbaar doordat het gezin waarin de hoofdpersoon opgroeit een problematische samenstelling kent. Moeder en vader zijn beiden afkomstig uit Indië. Moeder is een Nederlandse, vader is een Javaan.
Vooral de vader, meneer Java, is zeer gefrustreerd over de gang van zaken nadat Nederland de soevereiniteit over Indië heeft overgedragen aan Soekarno (meneer Java noemt hem Aap). Dat beheerst hem zo dat hij ten slotte in een psychiatrische inrichting terechtkomt. Bijkomende factor van onrust zijn de drie oudere halfzussen van de hoofdpersoon, die hem niet moeten en bovendien een hekel hebben aan meneer Java.
Miserabele positie
De hoofdpersoon is een opgroeiende jongen. In het hele boek wordt zijn naam niet eenmaal genoemd. Dat zegt iets over de omgangsvorm van het gezin waarin hij opgroeit. Hij wordt ”op afstand” gehouden door de gezinsleden, hij mag niet meer zijn dan ”de jongen”. Dat betekent meteen ook dat hij niet bij ”eerstezus”, ”middelstezus” en ”derdezus” hoort.
Meneer Java zit zoals gezegd bomvol frustraties over zijn verleden, over het land dat van hem is afgepikt in Indië, over zijn miserabele positie in Nederland. Er komt niets uit zijn handen, hij blijft werkeloos, maar intussen is hij zich zozeer van zijn stand bewust dat hij het nauwelijks kan verdragen bijstand te ontvangen.
Meneer Java is van de weeromstuit akelig precies in het huishouden. Er mag nergens rommel liggen, hij heeft wel twintig paar schoenen en hij weekt zijn nagels in een warm bad alvorens ze aandachtig te knippen tot tien perfecte halvemaantjes. Ook is hij nauwkeurig als hersteller van door hemzelf aangebrachte schade. Met de regelmaat van de klok smijt hij uit frustratie de juskom tegen het behang, om daarna de muur opnieuw te behangen en beschadigd verfwerk bij te tippen.
Gebedsgenezer
Het gezin kent geen religie, maar toch treedt zo nu en dan de confrontatie op met kerkmensen. De jongen wordt geprest zich in handen te geven van de Duitse gebedsgenezer Raumuller, die dan wel geen resultaat boekt, maar hem wel doopt. Bij anderen heeft de genezer wel resultaat, zoals bij een vrouw die uit haar rolstoel opstaat. „Hij (Raumuller) slaat zijn arm om de schouders van de vrouw en looft Jezus die over het water liep en de zieken die nu in de polder staan, op land dat ooit zee was. „Is dat niet wunderbaar!” „Jaaa!”” Deze taferelen komen ook nu wel voor, maar zijn toch ook sfeerbepalend geweest voor de stormachtige ontwikkelingen in kerkelijk Nederland in de decennia na de oorlog.
Als de jongen in zijn puberteit nukken gaat vertonen, moet hij naar familie op de Zeeuwse klei, om de harde lessen des levens te leren. Ook daar wordt hij geconfronteerd met het geloof, zij het met een „zware” variant. Het blijkt vaak een vorm van hypocrisie te zijn. Maar hij wil meedoen, niet uit de toon vallen: „Zolang hij meebidt hoort hij erbij, en ’s avonds in bed praat hij dikwijls door met God de Heer.”
Spanningen
Er zit een behoorlijke vaart in deze roman, wat vooral te danken is aan de elkaar in snel tempo opvolgende ”taferelen”. Sommige ervan omvatten acht regels, andere vier bladzijden. Het voordeel voor de verteller is duidelijk: hij heeft door deze aanpak de gelegenheid om vanuit tal van gezichtpunten het familieleven te beschrijven en de onderhuidse spanningen voelbaar te maken. Ik moet toegeven: Adriaan van Dis slaagt er redelijk goed in deze spanningen op de lezer over te brengen.
Aanvankelijk was ik wat sceptisch bij dit nieuwe boek van Van Dis, omdat het alles weg heeft van een herhalingsoefening. In 1995 publiceerde hij de roman ”Indische duinen”, waarin hij ook al een uitvoerige weergave bood van de ”Indische” familieomstandigheden. Dezelfde decorstukken stonden toen ook al op het familiale toneel: de vaderfiguur die bol stond van spanning en zijn zoon onder dwang wilde vormen naar zijn evenbeeld. Aan de rand van het toneel stonden de drie zussen die hem niet lustten en tussen de bedrijven door wandelde de moederfiguur, die er niet in kon slagen de zaak ten goede te keren.
Mestkevers
Hoewel je beter niet ”Indische duinen” en ”Familieziek” achter elkaar kunt lezen, is het laatste boek toch meer dan een herhaling van zetten. Het verschil met ”Indische duinen” zit vermoedelijk in de concrete invalshoeken die Van Dis koos voor ”Familieziek”. De korte hoofdstukjes gaan over potloden, over een schrijfbult, over mestkevers, over een bom uit de Tweede Wereldoorlog, over schoenen enzovoorts. Daardoor vermijdt Van Dis een rechttoe, rechtaan verhaal om de details de kans te geven tot spreken te komen.
Hoewel ”Familieziek” beslist niet als een belangrijk, groots boek gezien moet worden, valt niet te ontkennen dat het een prettig leesbaar verhaal is, dat op interessante wijze vervlochten is met de recente geschiedenis van Nederland.
Dat Van Dis een overduidelijke mooischrijver is, die elke zin opwrijft tot het glimt als zilveren bestek, valt hem wel te vergeven. Dat geldt ook voor het feit dat er zoveel oud nieuws in dit boek zit. Voor wie Van Dis’ vorige werk niet of nauwelijks kent, zal dit niet zo’n probleem vormen. Wat niet weet, wat niet deert.