Waar is het refogeheugen?
De gereformeerde gezindte doet zichzelf tekort met het zelfbeeld dat zij slechts een uitvloeisel is van de Nadere Reformatie, vindt dr. John Exalto. Ook het meer nabije erfgoed van de reformatorische zuil verdient serieuze aandacht. De tijd is rijp voor een onafhankelijke stichting die de functie van refogeheugen vervult.
We leven momenteel midden in het Jaar van het Religieus Erfgoed. Beter had de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR) het niet kunnen treffen. Zij viert in september een dubbel jubileum: het 400-jarig bestaan van de Nadere Reformatie en haar eigen 25e verjaardag. In de aangekondigde evenementen lift de SSNR mee op de belangstelling voor religieus erfgoed.Een felicitatie aan de belangrijkste erfgoedinstelling van de gereformeerde gezindte is dus op haar plaats. Tegelijk dringt zich de vraag op of het niet eens tijd wordt het meer nabije erfgoed van de reformatorische zuil serieus te nemen.
De term ”erfgoed” deed in de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn intrede. De versnelde modernisering van de samenleving leidde na de Tweede Wereldoorlog tot de afbraak van veel nutteloos geachte gebouwen. ”Erfgoed” werd destijds vooral gebruikt in het kader van stads- en landschapsbehoud. Inmiddels dreigt een uitholling van het begrip. In de afgelopen decennia zijn alle bronnen uit het verleden tot erfgoed verklaard. Bovendien is er aandacht gekomen voor immaterieel erfgoed.
Om uitholling van het begrip te voorkomen, heeft de cultuurhistoricus Willem Frijhoff onlangs een zogeheten ”dynamisch erfgoedbegrip” geïntroduceerd. „Erfgoed”, aldus Frijhoff, „is dat wat ons uit het verleden wordt toebedeeld met de opdracht er iets mee te doen en het door te geven aan de mensen die na ons komen.”
Teellinck
De wens het erfgoed van het verleden te bewaren, moet aan al het andere voorafgaan. Maar niet alles wat oud en voorbij is, heeft volgens Frijhoff betekenis. Wat wij als erfgoed definiëren, is uitdrukking van onze identiteit. We ervaren verleden als erfgoed als we ons er in kunnen herkennen, als het bijdraagt aan onze identiteit. Welbegrepen erfgoed is dynamisch erfgoed: het wil bijdragen aan de vormgeving van de samenleving van de toekomst.
De SSNR, het platform waar het gereformeerde erfgoed der vaderen ter sprake wordt gebracht, viert dit jaar een dubbel jubileum. Hoe dankbaar we daarvoor ook mogen zijn, toch wil ik daarbij een kanttekening plaatsen. De Nadere Reformatie wordt gewoonlijk beschouwd als de historische bedding waaruit de reformatorische zuil is voortgevloeid. Het is bovendien een beweging die van hoge exemplarische waarde is voor het heden.
Dat het erfgoed der vaderen exemplarische waarde heeft, wil ik graag beamen. Maar het gaat mis wanneer er een ononderbroken lijn getrokken wordt van Teellinck naar de hedendaagse refo. Die spirituele genealogie kan hooguit als zelfbeeld bestaan, niet als historische categorie. De spreuk over Van der Groe die het hekje toedeed, leert anders.
De reformatorische zuil is een product van de moderne tijd. De gereformeerde gezindte doet zichzelf tekort met het zelfbeeld dat zij slechts een uitvloeisel is van de Nadere Reformatie. Dat zelfbeeld kan niet vanuit Teellinck, maar alleen vanuit de negentiende en de twintigste eeuw begrepen worden. En juist dat recente erfgoed verdient het om serieus genomen te worden.
Het vaderschap van de refozuil komt namelijk niet toe aan Teellinck en Lodenstein, maar aan Kersten en Zandt. Dat erfgoed verdient het geconserveerd en gehistoriseerd te worden. Als dat gebeurt, neemt de gereformeerde gezindte ook zichzelf serieus. Erfgoed is volgens Frijhoff immers datgene wat ons uit het verleden wordt toebedeeld met de opdracht er iets mee te doen en het door te geven aan het nageslacht.
Vertekening
En de zogenaamde kleine kerkgeschiedenis dan? Hoewel zij verschillende productieve beoefenaars heeft, conserveert zij het erfgoed als zodanig niet. Bovendien verschijnt in dit genre het geselecteerde erfgoed voor ons geestesoog al te vaak zonder de broodnodige historisering.
Op 1 april maakte deze krant, bij wijze van grap, melding van de oprichting van het Refomuseum door de Stichting Behoud Reformatorisch Cultureel Erfgoed. We leven midden in het Jaar van het Religieus Erfgoed en in het jubileumjaar van de Nadere Reformatie. Juist nu moeten de beheerders van het reformatorische verleden zich afvragen of de tijd niet rijp is voor een Stichting Behoud Reformatorisch Cultureel Erfgoed. Een onafhankelijke stichting, die de functie van refogeheugen vervult.
Het geheugen van de Nadere Reformatie wordt structureel in stand gehouden door diverse Nederlandse universiteitsbibliotheken, die hun collectie op dit terrein regelmatig uitbreiden. Er is echter nergens een publiek toegankelijke instelling waar het refogeheugen in al zijn facetten wordt beheerd.
De stichting die zich daarover zou moeten ontfermen, behoedt ervoor dat het vergeten toeslaat. Zij voorkomt vertekening van de historische beeldvorming. Zo’n stichting kan het refogeheugen structureel in stand houden. Zij kan ervoor zorgen dat we voor de kennis van het bevindelijke religieuze erfgoed niet slechts zijn aangewezen op de geheugens van de generaties voor ons. Om met de Antwerpse stadsdichter Bart Moeyaert te spreken: „We kunnen ons geheugen pas aan dichters toevertrouwen,/ als alles is wat is, en zij zich aan de feiten houden.”
De auteur is historicus. Dit is het tweede deel in een serie waarin scribenten schrijven over een onderwerp dat volgens hen de laatste tijd onderbelicht is gebleven.