Stoom
In RD 4-7 stond een mooie foto met als onderwerp de nieuwe stoomlocomotief die de Mecklenburger Bäderbahn Molli laat (her)bouwen. Enkele maanden geleden heeft u een mooie nachtelijke sfeeropname van het stoomdepot te Wernigerode (Harz) afgedrukt. Uw krant is goed geïnformeerd, of steekt er wellicht een hobbyist onder uw gelederen? Hoe dan ook, ik stel het op prijs dat er af en toe zo’n onderwerp in uw krant sluipt. Mijn complimenten!
Peter HemelaarSchoolweg 40
3959 AW Overberg
Embryoselectie (VI)
Het deed weldadig aan de opiniepagina in RD 12-7 te lezen, met name de laatste alinea uit het artikel van Daan van Schalkwijk. Hij als rooms-katholiek wijst heel onze refowereld op wat nu werkelijk belangrijk is: van de hoop die in ons leeft te getuigen (1 Petr. 3:15). Dan schrompelen al de discussies over embryotechnologie en Arminius tot onbelangrijke onderwerpen ineen. Wat zouden we daar binnen onze reformatorische kerken goed mee zijn, als we die tekst uit 1 Petr. 3:15 voor waar houden, en het zo ook mogen beleven.
Jaap Hak
Vijverlaan 48
2742 ZH Waddinxveen
Embryoselectie (VII)
Ook ik ben van mening dat het in elk geval de veiligste weg is om ervan uit te gaan dat het embryo op het moment van de bevruchting bezield wordt (RD 12-7 e.a.). Maar wellicht moeten we hier een distinctie maken en zeggen dat ieder embryo op het moment van de bevruchting bezield wordt… Indien de Heere dat wil. Hiermee is bedoeld te zeggen dat de Heere God alleen die embryo’s bezielt waarvan Hij wil dat ze tot menselijk leven zullen uitgroeien. Anders gezegd: de schepping van een ziel is niet een soort mechanisch gebeuren, dat min of meer ’automatisch’ plaatsvindt op het moment van de bevruchting. Door deze distinctie is mijns inziens de angel uit het probleem van dr. A. A. Teeuw met betrekking tot de ’biologische feiten’, in elk geval deels, weggenomen. De embryo’s die Hij niet tot menselijk leven wil laten uitgroeien, en daardoor onbezield blijven, zijn dan geen „mensjes in ontwikkeling.” De afstoting daarvan door het lichaam is dan ook niet het „vernietigen van mensjes in wording.” Deze distinctie is uiteraard niet direct uit de Schrift afleidbaar; dat is ook niet de functie van de Schrift. Maar in de gereformeerde theologie wordt dit soort antwoorden op vragen van de ”common sense” wel vaker gegeven. Denk aan de vraag met wie Kaïn getrouwd was. Gewoonlijk wordt ervan uitgegaan dat Adam en Eva, naast Kaïn en Abel, ook dochters kregen en dat Kaïn met een van deze dochters getrouwd is. Maar dat is in de Schrift niet terug te vinden.
J. Quist
Vincent van Goghstraat 14C
1072 KN Amsterdam
Arminius (slot)
In RD 2-7 schrijft dr. W. J. van Asselt: „De schepping staat… in het teken van vrijheid en contingentie. God had immers ook anders kunnen beslissen” (cursivering van mij, MJA), en: „Ook de zonde is contingent en geenszins absoluut noodzakelijk.” Daartegenover is te stellen: God is vrij en soeverein, maar heeft Zich in Zijn soevereiniteit gebonden.
Nu lezen wij bij Van Asselt: „God had immers ook anders kunnen beslissen. De wereld is niet noodzakelijk voor God.” Daartegenover stellen wij: God heeft zich in Zijn soevereine vrijheid gebonden. Daarom besloot de Heere Schepper van hemel en aarde te worden, om zo en niet anders te beslissen. En zo en zo alleen was het goed, ja zeer goed.
God wilde déze schepping (zie onder andere Openb. 4:11), niet geen schepping, en deze schepping is zeer goed. Ook de zonde gaat niet buiten Gods (geopenbaarde) wil om (Augustinus). Jezus is naar de bepaalde raad en voorkennis door goddelozen overgeleverd (Hand. 2:23). Het gaat ons om Gods geopenbaarde wil (Deut. 29:29).
Is de zonde contingent (toevallig), dan ook het Evangelie van de verlossing, maar het is toch de duidelijke (noodzakelijke) wil van God dat ieder die de zeer blijde boodschap van het Evangelie gelooft, behouden wordt.
Is het wel goed, zo te speculeren over het contingente bij Gods besluiten? Kunnen we ons niet het beste houden aan de vermaning in de Dordtse Leerregels (I, 12) dat we de verborgenheden en diepten Gods niet nauwkeurig moeten onderzoeken? Anders zou het ons kunnen vergaan als Icarus, die volgens de Griekse sage zich wassen vleugels maakte om naar de zon op te stijgen. Maar toen hij erg hoog vloog en dicht bij de zon kwam, smolten zijn vleugels. Hij stortte neer en kwam jammerlijk om in de Icarische Zee. Het is maar een legende, maar wellicht nuttig voor al te speculatieve theologen.
Dr. M. J. Arntzen
Nrd Houdringelaan 82 / 222
3722 BT Bilthoven