Vergeven
Als God eens iemands zonden heeft vergeven, zal Hij ze nooit weer gedenken. „Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen”, zegt Hiskia in Jesaja 38:17. De Heere wil zijn zonden vergeven en vergeten.Van al de vrouwen en discipelen die Christus hebben gevolgd, zullen wij niemand vinden die Hij zo heeft onderscheiden als Maria Magdalena, die zo’n bekende zondares was geweest. Hij ontving van haar immers die vriendelijkheid die Hij nooit van iemand had ontvangen. Hij liet Zijn voeten nat maken met haar tranen. Zo vinden wij onder de uitverkoren apostelen niemand die Hij zo veel weldaden heeft bewezen als Petrus, terwijl deze het zo schandelijk had verzondigd.
Toch blijft er veel verdorvenheid over in Gods kinderen nadat ze vergeving der zonden hebben ontvangen; ja, zo veel dat Hij het met Zijn ogen niet zou kunnen aanzien. Ja, zegt de Kerk, „al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk (walgelijk) kleed.”
De ogen van de Heere zijn te rein dan dat Hij de zonde kan aanzien. Nochtans is Zijn liefde tot allen die Hij de zonden eens heeft vergeven en met wie Hij is verzoend zo uitnemend, dat Hij niet een van die zonden ziet. Daarom heeft Hij van hen geen walging meer. We mogen wel zeggen: „Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob en ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israël.”
Arthur Hildersham, predikant te Leicester (Verklaring over Psalm 51, 1657)