Na het conservatorium
Tal van muziekstudenten deden de afgelopen weken examen. Met een concert voor jury en publiek gaven ze blijk van hun kunnen. Of van hun niet-kunnen. Sloot een aantal de bachelorstudie af om in veel gevallen verder te gaan met de master, anderen rondden hun tweede fase af en mogen zich nu Master of Music Arts noemen. Het conservatorium hebben ze achter de rug, de wereld van de professionele muziek ligt voor hen.
Op deze pagina drie portretten van studenten die afgelopen maand hun masterstudie aan het conservatorium afrondden: Michel Berendsen (dirigent), Carl Visser (organist) en Helena Druwé (violiste).
„Een koor is een spiegel van je eigen handelen”
Naam: Michel Berendsen
Geboren: 1978
Woonplaats: Didam
Afgerond: masterstudie koordirectie aan Hogeschool IDE te Gorinchem
Uitgevoerd: oratorium ”Elias” van Felix Mendelssohn-Bartholdy
Nog nooit had Michel Berendsen een compositie van de omvang van de ”Elias” van Mendelssohn gedirigeerd. Zijn eindexamenconcert op 7 juni in de Martinikerk van Doesburg was dan ook „een zeer spannende gebeurtenis en een mijlpaal.” Michel dirigeerde die avond de christelijke oratoriumvereniging Veenendaal, vocaal ensemble Markant, het Promenade Orkest en vier solisten: Ingrid Kappelle (sopraan), Joke de Vin (alt), Ludwig van Gijsegem (tenor) en Matthijs Mesdag (bariton). „Een goede start voor mijn functie als dirigent bij het Koninklijk Toonkunstkoor Aalsmeer, waar ik onlangs ben begonnen.”
Hij koos voor de ”Elias” omdat hij gegrepen werd door het stuk toen hij het ging bestuderen. „Het Bijbelse verhaal is prachtig en de muziek is erg beeldend. De compositie is voor een dirigent technisch gezien een enorme uitdaging. Juist op een examen kun je laten zien wat je op dat gebied in huis hebt.”
Na afloop van de uitvoering maakte de jury bekend dat Michel met een 7 geslaagd was. Hij is er tevreden mee: „Ik vond het een reële afspiegeling van mijn prestatie. Het gaf aan dat de basis ruim voldoende is en dat er verdere groei mogelijk is.”
Omdat hij het leuk vond om te zingen en te dirigeren, ging Michel in 2001 koordirectie studeren. Hij koos voor de Hogeschool IDE omdat de Gorinchemse opleiding volgens hem het enige instituut is waar je op een goede manier in deeltijd kunt studeren. Hij kreeg er les van onder anderen Joop Schets, die de opleiding in 1991 startte.
Michel heeft de opleiding als enorm verrijkend ervaren. „Buiten alle vaardigheden en kennis die je opdoet, is het een enorme confrontatie met jezelf en ontwikkel je je als persoonlijkheid. Een koor is een spiegel van je eigen handelen, en de opmerkingen van je docenten gaan over jouw gedrag en jouw lijf.”
Studenten die nog voor hun studie staan geeft hij een advies: „Concentreer je op je eigen ontwikkeling en probeer je niet te meten aan anderen. Probeer de opleiding met een eigen visie op het vak, op het dirigeren en op de muziek te verlaten.”
Is er in Nederland toekomstperspectief voor een afgestudeerde dirigent? „Er zijn maar zeer weinig koordirigenten die zich financieel kunnen redden van uitsluitend het dirigeren. Er zijn veel vacatures, maar niet voor de betere koren. Het is ook niet mijn doel om alleen te dirigeren. Juist de mix van verschillende werkzaamheden spreekt mij enorm aan.”
Veel heeft Michel geleerd van Joop Schets, die „een enorm goede slagtechniek” heeft. Hij wil proberen lessen koordirectie te gaan volgen bij Arie van Beek aan het Rotterdams conservatorium. Wie hem verder inspireren? „Mariss Jansons van het Concertgebouworkest. Die is technisch goed en straalt enorm veel plezier uit. En Nicolaus Harnoncourt. De moeilijkste dingen op een ontspannen manier dirigeren, dat is de kunst.”
Wat hij over vijftien jaar bereikt wil hebben? „Iets zoals John Eliot Gardiner, met een eigen professioneel koor en orkest langdurig samenwerken, studeren, optreden en cd-opnames maken. Haalbaar is het niet. Ik ben al heel tevreden als ik met veel plezier met Toonkunstkoor Aalsmeer mooie programma’s op goed niveau blijf brengen. Dat betekent dat je na vijftien jaar nog steeds uitdagingen ziet en het koor nog steeds kunt inspireren. Dat is al een mooie prestatie!”
„Strijkkwartet spelen is misschien wel het mooist dat er bestaat”
Naam: Helena Druwé
Geboren: 1981
Woonplaats: Amsterdam
Afgerond: masterstudie viool aan het conservatorium van Amsterdam
Uitgevoerd: werken van J. S. Bach, Debussy, Ysaye en Bartók
Met een 8,5 rondde Helena Druwé op 24 juni cum laude haar vioolstudie aan het Amsterdamse conservatorium af. „De tijd ervoor was heel intensief: elke dag opnieuw de concentratie opbrengen om intensief aan het repertoire en aan de algemene techniek te werken”, zegt de Belgische. Ze werd echter „heel motiverend” begeleid door haar leraar, de Let Ilya Grubert.
Het examen zelf was een feest. „Ik was die dag heel nerveus, ik voelde me echt ellendig. Maar zodra ik in de Haitinkzaal van het nieuwe conservatorium de trap afliep naar het podium en de eerste noten van Bachs Allemande speelde, was ik heel gelukkig. Ik had ineens heel veel zin om te spelen, om te geven, om echt muziek te maken.”
Helena begon haar vioolstudie aan het conservatorium van Antwerpen, eerst bij Guido De Neve, later bij Johannes Leertouwer. Toen de laatste overstapte naar het Amsterdamse conservatorium, volgde Helena haar docent. „Ik was heel enthousiast over zijn manier van lesgeven. Aanvankelijk vond ik het een moeilijke beslissing om de vertrouwde omgeving in Antwerpen achter te laten. Maar algauw besefte ik dat het een belangrijke stap was om me verder te ontwikkelen en om als het ware de wijde wereld in te trekken.”
Ze heeft er geen spijt van gehad. „Op het conservatorium van Amsterdam heerst een aangename sfeer, er is een gezonde concurrentie die motiverend en aanmoedigend werkt. Daarbij is het niveau bij de strijkers zeer goed.” Aan de manier waarop leerlingen en docenten met elkaar omgaan moest ze wel even wennen. „Heel open en aangenaam direct. Dat was even schrikken in het begin, als Vlaming was ik dat niet gewend, maar eigenlijk vind ik het op die manier veel effectiever samenwerken.”
Vorig jaar kreeg ze de kans om een jaar aan de Universität der Künste in Berlijn in de klas van violist prof. Ilan Gronich te studeren. „Dat was onvergetelijk en een enorme verrijking op zowel het professionele als het persoonlijke vlak.”
Sowieso noemt ze de conservatoriumtijd „dé periode in je leven waarin je tijd hebt om je techniek zo goed mogelijk te ontwikkelen, veel repertoire op te bouwen en contacten te leggen voor je verdere loopbaan. Het zijn heel belangrijke en fantastische jaren!”
Al tijdens haar studie begon voor Helena het concertleven. Ze soleert regelmatig in recitals met piano en ze speelde in orkesten onder leiding van dirigenten als Philippe Herreweghe en Jos van Immerseel. Sinds vorig jaar maakt ze deel uit van het EnAccord Strijkkwartet, dat inmiddels vele podia beklom en in binnen- en buitenland meermalen in de prijzen viel. „Met het strijkkwartet repeteren we heel intensief omdat we een drukke concertagenda hebben. Intensief kamermuziek spelen maakt een muzikant heel flexibel. Je leert echt goed luisteren naar en inspelen op je medespelers. Bovendien is strijkkwartet spelen misschien wel het mooist dat er bestaat…”
Volgens de 27-jarige Belg is er voor een afgestudeerde violiste in Nederland meer werk dan in haar vaderland. „Nederland heeft veel orkesten en vaak zijn ze echt goed. En ook voor kamermuziek zijn hier veel mogelijkheden. Maar met het kwartet willen we ook erg graag de zuidergrens oversteken en de Belgische podia betreden.”
Hoe ziet ze zichzelf over vijftien jaar? „Een drukke concertagenda in binnen- en buitenland met het kwartet en met pianiste Femke de Graaf. Daarnaast lesgeven: kamermuziek en vioolles. En heel graag zou ik nog eens spelen onder leiding van de Italiaanse dirigent Claudio Abbado. Hij is een levende legende.”
„Alles aanpakken en alles uitproberen in studietijd”
Naam: Carl Visser
Geboren: 1981
Woonplaats: Oldemarkt
Afgerond: masterstudie orgel aan Messiaen Academie Zwolle
Uitgevoerd: werken van Franck, Duruflé, Messiaen en Poulenc
Met een „zeer bijzonder en uniek project” rondde Carl Visser op 19 juni zijn orgelstudie tweede fase af. Volgens hem uniek, omdat hij het orgel combineerde met een strijkorkest en pauken, wat praktisch nooit gebeurt. Het was ook uniek omdat het concert plaatsvond in de Grote Zaal van Muziekcentrum Enschede, en niet, zoals gebruikelijk, in een kerk.
Zijn bachelor deed Carl in Groningen, bij Theo Jellema. Voor zijn master verhuisde hij naar Zwolle, waar hij les kreeg van Tineke Steenbrink (klavecimbel) en opnieuw Theo Jellema. Om zich te specialiseren in het Frans-romantisch repertoire ging Carl daarnaast naar prof. Michel Bouvard in Toulouse, een van de docenten van het conservatorium in Parijs. „Zijn manier van spelen raakte me enorm. Ik heb daarom alles op alles gezet om les bij hem te kunnen nemen.”
Zijn afstudeerconcert in Enschede was volgens Carl „in alle opzichten een groot feest. Ik heb als organist laten zien wie ik op muzikaal gebied ben.” Het programma was geheel in Frans-romantische stijl. Na werken van Franck, Duruflé en Messiaen, vormde het orgelconcert in g-mineur van Francis Poulenc (1899-1963) het hoogtepunt van de middag. Het betreft een zevendelige compositie, geïnspireerd door de Fantasia in g-Moll van Bach, die Poulenc tussen 1935 en 1938 voor orgel, strijkorkest en pauken schreef.
Carl koos voor dit werk omdat hij „het orgel graag in z’n volle glorie wilde laten horen. In het stuk fungeert het orgel als solo- en begeleidingsinstrument, maar ook als vervanging van de blaassectie van het orkest.” Hij refereert aan de uitspraak van César Franck over zijn orgel in de St.-Clotilde in Parijs: „Mon nouvel orgue, c’est mon orchestre.” Carl: „Die uitspraak dekt het hele programma en vertolkt ook precies hoe ik het orgel graag wil laten horen.”
Heeft hij iets gemist tijdens zijn studie? „Het is jammer dat er in Groningen weinig tot geen aandacht aan het vak kerkmuziek wordt besteed. Terwijl ik dat heel belangrijk vind voor een organist. Het begeleiden van de gemeentezang vraagt bijvoorbeeld bepaalde vaardigheden. Vanaf september hoop ik daarom bij Theo Jellema in Zwolle kerkmuziek te gaan studeren.”
Aankomende orgelstudenten adviseert Carl zo veel mogelijk uit hun studietijd te halen. „Het is geweldig om tijdens deze jaren alles aan te pakken en alles uit te proberen. Doe zo veel mogelijk indrukken op en volg veel masterclasses bij verschillende organisten. Zo kun je jezelf ontwikkelen, waarna je je eigen gekozen pad kunt gaan.”
Volgens de musicus is er in Nederland wel toekomst voor een afgestudeerde organist. „Hoewel de kerkgang terugloopt, is er denk ik een schone taak voor organisten om het orgel op een nieuwe manier weer te presenteren aan de jeugd. Mooi voorbeeld is het project ”Het orgel in de klas” van Loek Dijkman. Hij heeft een kistorgel laten bouwen waarbij een groot deel van de mechaniek zichtbaar is. Het orgel wordt de klas in gereden en een organist vertelt aan de kinderen hoe een orgel werkt, laat dingen horen, en geeft ze de gelegenheid ook zelf te spelen. Ik heb meegedaan aan dit project. En ik heb gezien dat het mes aan twee kanten snijdt: de kinderen raken écht enthousiast, én ik word er oprecht gelukkig van.”