Onthaal Plasterk verkeerde tactiek
Minister Plasterk nam recent de visienota (homo)seksualiteit van de reformatorische scholen in ontvangst. Een knieval voor de homobeweging, zo stelde J. de Lijster 4 juli op deze pagina. In een reactieartikel (9 juli) noemden Jan Kloosterman en Dirk-Jan Nijsink dat standpunt „onmogelijk” en „naïef.” De Lijster spreekt deze kritiek tegen.
De reactie van Kloosterman en Nijsink heb ik over het algemeen instemmend gelezen. Zij vinden dat wij ons niet moeten terugtrekken, maar in de aanval gaan - of althans: zelfbewust ons standpunt uitdragen. Daar ben ik het helemaal mee eens.Ik heb kritiek geuit op de wijze waarop deze nota is gepresenteerd. Ik heb echter niet gezegd of bedoeld dat wij ons dan maar in ons eigen wereldje moeten terugtrekken. Mijn bijdrage ging eenvoudig niet over de vraag wat ons dan wel te doen staat.
Dat deze indruk toch ontstaan is, heeft mogelijk ook te maken met de slotzin van mijn artikel, waarvan de redactie de kop heeft ontleend. Misschien heb ik mij daarin iets te generaliserend uitgelaten. Wat ik heb willen zeggen is dat het onthaal van minister Plasterk een verkeerde tactiek is. Niet minder, maar ook niet meer.
Ik begrijp heus dat we er niet zijn met het ontkennen van de politieke realiteit. Toch vind ik het te ver gaan om de minister zelf als gerespecteerd overheidsdienaar een warme ontvangst te bereiden, omdat hij tegelijk bezig is met de uitvoering van een antichristelijke agenda. Het is mij absoluut niet duidelijk waarom Kloosterman en Nijsink dit standpunt „onmogelijk” of „naïef” vinden. De manier waarop het nu gegaan is, was toch niet de enig mogelijke?
De auteurs verwijten mij verder dat een beargumenteerde en steekhoudende onderbouwing van mijn stelling ontbreekt. Ik denk dat het meer te maken heeft met visie en een verschillende waardering van de alternatieven waaruit we moeten kiezen. Homo-emancipatie is op een handige manier verbonden met onderwijs. Dat is geen toeval, maar een strategische keus. Op deze manier gaan voor de minister deuren open die anders misschien gesloten zouden blijven. Met zo’n onthaal belonen we deze strategie. Daarom ben ik niet gelukkig met deze gang van zaken.
Wat ik als naïef en een te grote gezagsgetrouwheid bestempelde, is volgens Kloosterman en Nijsink echter een teken van moed. Ik wil het graag geloven, maar het was dan wel moed in een politiek heel correct jasje. Het beeld dat ik kreeg vanuit de berichtgeving is dat het vooral ging om de moed om vanuit de terugtrekking een poging tot wapenstilstand te ondernemen, niet om de strijd aan te gaan. Maar misschien vergis ik mij hierin. In dat geval wil ik de bijdrage van Kloosterman en Nijsink graag lezen als een waardevolle en noodzakelijke bijdrage aan een correcte beeldvorming.
Geest
De gedachte dat de gereformeerde gezindte haar Bijbels genormeerde geluid veel vaker publiekelijk zou moeten laten horen, ondersteun ik van harte. Paradoxaal genoeg kan dit juist een verschillende beoordeling van het gebeurde met zich meebrengen. Moeten we het gebeurde positief beoordelen omdat het ten opzichte van de gebruikelijke (zwakke) profilering van de gereformeerde gezindte een stap in de goede richting is, of negatief omdat het niet beantwoordt aan het ideaal dat wij op dit punt zouden moeten nastreven? Bij mij voert het laatste de boventoon. Ik kan er niet tevreden mee zijn dat we van de nood een deugd maken en daar de loftrompet over steken.
Dat neemt niet weg dat ik ook blij ben met deze nota. De informatie die Kloosterman en Nijsink geven over het ontstaan van de nota, over de gang van zaken achter de schermen, is een aanvulling op de berichtgeving en beschouw ik als goed nieuws. Hopelijk is de samenwerking tussen school, kerk, politieke en maatschappelijke organisaties geen incident, maar een ontwikkeling die zich doorzet en waarbij vooral ook de kerken hun verantwoordelijkheid nemen.
Het denken van het vlees is vijandschap tegen God en onderwerpt zich niet aan de wet van God. Onze ambitie kan en moet daarom niet zijn om respect te kweken voor ons standpunt, maar acceptatie van ons standpunt. Uiteindelijk dienen we ernaar te streven dat mensen niet meer naar het vlees leven, maar door de Geest. Dat zal alleen gebeuren als het uitdragen van christelijke standpunten door maatschappelijke en politieke organisaties ondersteund wordt door evangelisatie vanuit de kerken. Alleen dan kunnen we niet slechts effect of succes, maar zegen verwachten.
De auteur is docent ethiek aan de Gereformeerde Hogeschool Zwolle.