Vissen naar antiek
De charme van de Delftse antiek-, curiosa- en boekenmarkt schuilt hem niet het minst in de sfeervolle grachten waar de kramen omheen staan opgesteld. Tegelijk kleeft er aan datzelfde water een groot nadeel. Tenminste, voor verkopers die aan de verkeerde kant van de gracht staan. Valt er iets in, dan zijn ze het kwijt. „Het kan hier bar spoken.”
In heel wat woningen zijn ze te vinden: de trapnaaimachines van meneer Koos. De marktkoopman van het eerste uur kocht in 1971 wekelijks in Antwerpen een exemplaar voor 100 tot 150 frank (zo’n 5 tot 9 gulden). In Delft deed hij ze voor 100 gulden weer van de hand. „Dat was goede handel. Vraag gerust verder, maar ik laat m’n vissie niet koud worden.”Tijdens het gesprek groet de bekende Delftenaar de ene na de andere passant. In de 37 jaar dat meneer Koos op de markt te vinden is, heeft hij een enorme kennissenkring opgebouwd. De allereerste keer waren er vier kramen. Inmiddels schommelt het aantal rond de 125. Zijn stand heeft hij aan de veilige kant van de Hipplytusbuurt. Wijzend naar zijn overburen: „Daar valt de wind er precies op. Zij moeten nog wel eens vissen naar antiek in de grachten.”
Handelaars van de Hippolytusbuurt moeten op deze winderige zaterdagmorgen inderdaad hun spullen goed in de gaten houden. „Het kan hier bar spoken,” bromt een marktkoopman. „Mijn stoelen ben ik al eens kwijtgeraakt. En ondanks de opstaande rand aan de achterkant van mijn kraam is er toch af en toe wat van mijn waar in het water beland.” Met een handdoek droogt hij zijn natgeregende spulletjes af. Als om zijn woorden te onderstrepen, blaast de wind een leeggeruimde verhuisdoos de gracht in. Langzaam vaart de witte doos met opdruk „Verhuizen doen we samen in 2008” richting de brug.
Koekeloeren
Marktkoopman Ross staat met een ingebakken grijns op het gezicht achter zijn kraam. „Hard werken voor weinig, maar nooit chagrijnig” is zijn motto. Veel belangstelling voor zijn antieke Duitse brandspuit is er nog niet. „Ach, wij komen voor de gezelligheid. Zelfs als het regent.”
Ook bij Hans en Els Maasbach loopt het ’s morgens nog geen storm. Hans vindt dat geen probleem. „Andere toeristen zitten ’s zomers in een caravan te koekeloeren. Wij mogen alle zaterdagen op een van de mooiste plekjes van Nederland zitten. Niemand die tegen ons roept: „Wat doe je daar? Ga eens weg met je stoeltje.” We doen zo veel contacten op tijdens zo’n markt. Er zijn mensen die elke zaterdag even langskomen om bij te kletsen.”
Zijn buurvrouw iets verderop, mevrouw Weijman-Breunissen, roemt ook de locatie. „Er zwemmen altijd zwanen en eenden achter je.” Weijman verkoopt artikelen van zilver. Ze wijst naar een tasbeugel die 325 euro op moet brengen. „Zoiets verkoop je aan mensen die hun klederdrachtcollectie compleet willen maken.”
Marktmeester Lonneke Tiethof geniet van haar baan. „Dit is pas mijn tweede seizoen, maar in de jaren daarvoor liep ik ook al vaak op de markt te struinen. Ik spaar namelijk Kristalunie glazen. Ook vandaag heb ik weer wat gescoord. Dat is het voordeel, dat ik er al om zeven uur moet zijn. Als je zo vroeg bent, heb je eerste keus.”
Op de markt gebeurt altijd wel wat. Vorig jaar kreeg Tiethof een telefoontje van een Amerikaan. „Hij had zo’n ontzettende spijt dat hij een serie tinnen soldaatjes niet had gekocht. Of ik dat niet voor hem kon doen. Hij ging helemaal uitleggen hoe de verkoper eruitzag. Na veel gepuzzel was ik erachter. Uiteindelijk heeft de Amerikaan zijn spulletjes gehad. Dat zijn dan wel de grappige dingen ja.”
Chinees dakstuk
Tegen de middag stromen de straten vol. Engelsen, Fransen en Duitsers; buitenlandse toeristen weten de markt goed te vinden. Toch moeten de meeste standhouders het vooral van de Nederlanders hebben. Zo’n 70 procent van het verkochte spul blijft binnen de grens.
De twee vriendinnen Debora Wijnands en Jolanda Toet uit Den Haag zijn speciaal voor de markt naar Delft gekomen. Vooral Wijnands heeft al heel wat voetstappen op de markt liggen. Ze spaart onder meer petroleumstellen, keteltjes, fotolijsten en ouderwets linnengoed. „Ik heb mijn verzamelingen een eind compleet. We komen nu vooral om gezellig rond te kijken. Alleen als ik iets heel aparts zie, koop ik het nog.”
Aparte spullen, daar grossiert marktkoopman Leo in. Trots houdt hij een Chinees dakstuk omhoog. „Van de heer Zilverring geweest. Namens De Nederlandsche Bank heeft hij de Chinezen in de 19e eeuw geholpen met het opzetten van hun muntstelsel. Als dank kreeg hij dit. Bovendien werd hij benoemd tot mandarijn in de tweede graad. Bijzonder hè? Ik ben ook bijzonder.”
„Kleine frutsels voor Amerikanen”
Prisca de Jong (62) en haar man staan altijd met z’n drieën achter de kraam. Niet dat passanten dat direct doorhebben. Boris, de hond, ligt meestal verstopt onder het donkerrode dekkleed van de stand. Af en toe komt hij er nieuwsgierig snuffelend onder vandaan.
„How much?” Buitenlandse toeristen houden een kitscherig Delfts blauw bord omhoog. „2,50”, antwoordt de standhoudster. Het bord verwisselt van eigenaar.
Een gedeelte van haar aanbod koopt De Jong speciaal voor toeristen in. „Vorig jaar namen Amerikanen gerust een oude melkbus mee. Het vervoer van dat soort spul is echter zo duur geworden, dat ze daar niet meer aan beginnen. Ze zijn nu op zoek naar kleine frutsels zoals deze Delfts blauwe kerstballen.”
Het aanbod van de antiek- en curiosastand is heel divers. „We krijgen wel eens wat. Mensen weten je als je hier wat langer staat vanzelf te vinden. Dan komen ze langs: Ik heb dit nog van mijn oma. Zie je er wat in? Die afwisseling is tegelijk ook de charme van onze kraam. Regelmatig stuiten klanten op iets waar ze lang naar op zoek waren. Dat is zo leuk.”
De familie De Jong moest om gezondheidsredenen tien jaar geleden hun bakkerij van de hand doen. „Ik miste het contact met de klanten echter heel erg. Deze kraam is toen vanuit onze hobby ontstaan. We staan op verschillende markten, maar die kunnen niet tippen aan deze. De onderlinge sfeer is bijzonder.”
Rijk wordt Prisca niet van haar hobby. „We zijn er best druk mee. Door de week poetst mijn man het koper. En ook het schoonmaken neemt veel tijd in beslag. We zijn blij als we er een paar centen aan overhouden, maar de sociale kant is veel belangrijker.”
Praalgraf van een zeeheld
Oude en Nieuwe Kerk. De markt ligt ingeklemd tussen beide kerken. Een kleine moeite dus om binnen te stappen. Zowel de Oude als de Nieuwe kerk is een bezoek meer dan waard. De Nieuwe Kerk is vooral bekend door de koninklijke grafkelders. Toen Willem van Oranje werd vermoord was het familiegraf van de Oranjes in Breda vanwege de Spaanse bezetting onbereikbaar. Om die reden werd de prins in de Nieuwe Kerk begraven. Sindsdien zijn de grafkelders de laatste rustplaats voor de leden van het Koninklijk Huis. In de Oude Kerk zijn onder meer de praalgraven van de zeehelden Piet Hein en Maarten Tromp te bezichtigen.
Prinsenhof. Tegenover de Oude Kerk ligt het stedelijke museum het Prinsenhof. Willem van Oranje gebruikte een deel van dit vroegere klooster als hof. Vandaar de naam. In 1584 vermoordde Balthasar Gerards de prins op de trap. Nog altijd zijn in de muur twee diepe kogelgaten te zien. Op de wand naast de trap prijken de bekende woorden: „Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk.” Vlak naast het monumentale pand ligt de vroegere hofkapel van het Prinsenhof, de Waalse kerk. In de maand juli is er op zaterdagmiddag om 15.30 uur een gratis inloopconcert.
Kleyweg’s Stads-Koffyhuis. Een leuk adres voor een smakelijk broodje, pannenkoek of kopje koffie (www.stads-koffyhuis.nl). Op de Horecava won Kleyweg’s Stads-Koffyhuis de prijs ”allerlekkerste broodje sinds 25 jaar”. Bijkomend voordeel: parkeergarage Phoenixstraat bevindt zich om de hoek. Wie de auto daar zet, staat binnen twee minuten op de antiek- curiosa- en boekenmarkt.