„Met rechtvaardiging staat of valt de kerk”
Gerechtigheid. „Ik haatte dit woord”, schrijft Luther ergens. Hij háátte de eisende, straffende God van Romeinen 1:17. Totdat hij, „onder Gods erbarmen”, de werkelijke inhoud van de tekst ging inzien. „Terstond bood mij de gehele Schrift een andere aanblik.”
Luther leerde de gerechtigheid Gods opvatten als „de gerechtigheid waarin de rechtvaardige door Gods gave leeft, en wel uit het geloof.” Het was, merkte de reformator later op, „alsof ik door de geopende poorten het paradijs zelf was binnengegaan. Ik roemde in dat allerzoetste woord: gerechtigheid.”
In Veenendaal werd maandagavond de eerste van drie thema-avonden, belegd door stichting In de Rechte Straat, gehouden. Centraal op de bijeenkomsten staat een aantal „belangrijke geloofsthema’s.” Drs. I. A. Kole, scriba van de gereformeerde gemeente te Berkenwoude, beet de spits af met een lezing over ”De rechtvaardiging door het geloof.”
Een moeilijk onderwerp, aldus Kole. „Maar van zo’n groot belang, juist in de tijd waarin wij leven. Een hectische tijd, een tijd van geestelijke armoede, van zinloos geweld ook. Een tijd waarin sprake is van een grote mate van ontkerstening. Van verwarring in en tussen de kerken, van verwarring over het gezag van de Bijbel, van verwarring en verstarring als het gaat om het zoeken van elkaar.”
Waar staan we voor? vroeg Kole. „Kennen we de Heere Jezus, als de Weg, de Waarheid en het Leven? En als dat zo is: leggen we daarvan dan getuigenis af? Zijn we een zoutend zout?”
Met het artikel van de rechtvaardiging door het geloof alleen staat of valt de kerk, zei hij Luther na. „Dat was voor de reformator de kern van de zaak. Als dit artikel ten onder gaat, gaat ook de kerk ten onder.”
De rechtvaardiging was voor Luther de keerzijde van de christologie. Kole: „Niemand kan de vergeving van zonden verdienen, al leert de Rooms-Katholieke Kerk nog altijd anders. We zijn slechts rechtvaardig door het geloof in Christus, en uit genade alleen. Christus schenkt en rekent toe.”
Dat is dan ook nodig te weten, zei Kole. „Weten we dat we gerechtvaardigd zijn? In de vierschaar der consciëntie? Weten we dat het weer recht ligt tussen God en onze ziel? In de oefeningen van het geloof? Dan zal dat ook zichtbaar worden in ons leven. Want rechtvaardiging en heiliging zijn de twee zijden van het verlossingswerk van Christus. Calvijn spreekt van een tweevoudige genade.”
We zijn een minderheid geworden in de samenleving, constateerde Kole. „En ook om die reden zal de heiliging meer aandacht moeten krijgen in de prediking.”
Maar niet uitsluitend. „Het gaat om wet en Evangelie. Deze tijd kenmerkt zich door een uitslijtend zonde- en schuldbesef. De vraag „Hoe word ik rechtvaardig voor God?” is voor velen geen levensvraag meer. Maar als die vraag gaat ontbreken, is er ook geen behoefte meer aan genade.”
Kole: „Daarom zeg ik tegen degenen die alle nadruk leggen op het getuige-zijn: Zorg dat je mag weten dat je bekeerd, gerechtvaardigd bent. En tegen hen die de rechtvaardiging beklemtonen: Laat je geloof eens zien. Want de heiliging is niet secundair. „Zijt heilig, want Ik ben heilig”, zegt de Schrift. Er is, als het goed is, opwas in de genade.”