Compromissen
De Eerste Kamer ging dinsdag akkoord met het nieuwe Europese Verdrag. De Tweede Kamer stemde vorige week in met de tweede brief die staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid had geschreven over embryoselectie.
Deze twee onderwerpen hebben in principe niets met elkaar te maken. Eén raakvlak is er wel. Bij beide onderwerpen namen SGP en ChristenUnie verschillende standpunten in, terwijl ze in het verleden op deze terreinen eensgezind optrokken.Samen waren de protestantse partijen in 2005 tegen de Europese ’grondwet’. Nu stemde de ChristenUnie voor het nieuwe verdrag en de SGP tegen. Samen waren de partijen in het verleden ook tegen embryoselectie. Nu stemde de ChristenUnie in met een brief die de mogelijkheden van embryoselectie inkadert, maar praktisch gezien verruimt. De SGP verzette zich. Het verschil van mening over dit onderwerp leidde deze week nog tot een woordenwisseling tussen Slob en Van der Vlies.
Het is verklaarbaar dat de ChristenUnie deels terugkomt van haar oorspronkelijke stellingnames. Een partij die deelneemt aan een regeringscoalitie, kan niet in alle opzichten haar eigen zin doorzetten. Ter wille van coalitiebelangen moet het eigen standpunt wel eens wijken. Dat is geen schande, maar de consequentie van deelname aan een coalitie. Dat gebeurt niet alleen op landelijk niveau, maar ook op plaatselijk en provinciaal vlak. En daar doen álle partijen die bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen, aan mee.
De vraag is hoe ver een politieke partij daarin moet gaan. Welke compromissen zijn geoorloofd? Alleen degene die het ideaal dichterbij brengen, zoals de SGP voorstaat en oud-GPV-fractievoorzitter Schutte leerde? Of mag een christelijke politieke partij met het onvolkomene instemmen om het nog slechtere te voorkomen? Daar schermt Rouvoet regelmatig mee: „Als wíj niet op deze plaats hadden gezeten, maar bijvoorbeeld GroenLinks, dan had er een veel slechter voorstel gelegen.”
Het is geen verkeerde gewoonte om voor een antwoord op deze vragen te luisteren naar de kanttekenaren van de Statenvertaling. Het vraagstuk van het compromis is al zo oud als het bestuur zelf. Neem de scheidbrief die Mozes toeliet. Als de Heere Jezus in Mattheüs 19 door de Farizeeën wordt verzocht met de vraag of het geoorloofd is een vrouw te verlaten, antwoordt Hij dat Mozes vanwege de hardheid van hun harten een scheidbrief toestond, maar dat het „van den beginne alzo niet is geweest.” De kanttekenaren maken daar de volgende opmerking bij: „Gelijk de overheden somtijds enige dingen moeten toelaten om groter kwaad te voorkomen die zij anders zouden moeten weren.”
Uit deze passage kunnen ten minste drie lessen worden getrokken: Vanwege de hardheid des harten ontkomt de overheid er soms niet aan compromissen te sluiten. De tweede is dat overheden soms moeten instemmen met het onvolkomene om het nog slechtere te voorkomen. Tot slot moet de overheid helder voor ogen houden wat de Bijbelse normen zijn en beseffen dat naleving daarvan het ideaal is.
Toegespitst op de actualiteit kan elke christelijke politieke partij met deze lessen zijn voordeel doen. Het CDA moet helder voor ogen houden wat de Bijbelse normen zijn en niet het compromis tot uitgangspunt verheffen zoals nu te vaak gebeurt.
De SGP moet beseffen dat compromissen niet altijd het ideaal dichterbij brengen, maar dat vanwege de hardheid des harten soms compromissen nodig zijn om groter kwaad te voorkomen. De ChristenUnie zal echte compromissen moeten sluiten. In het geval van embryoselectie is dat helaas niet gebeurd. Gezien de hoge inzet scoorde de partij uiteindelijk maar matig.
De les voor alle drie de partijen is dat ze moeten zoeken naar mogelijkheden om de tijdgeest te corrigeren en het Bijbels ideaal dichterbij te brengen.