Met de „Tien punten voor een veilige stad” richt de Rotterdamse burgemeester zich tot de Tweede Kamer en het kabinet. Opstelten beklaagt zich er in het schrijven onder meer over dat de wet cameratoezicht zo lang op zich laat wachten. De burgemeester wijst de Kamer er op dat „in deze wet het van belang is dat geen onnodige belemmeringen bijvoorbeeld op het gebied van privacy worden opgelegd”.

Opstelten vindt dat de privacywetgeving moet worden aangepast. Hij pleit voor de mogelijkheid om gegevens van verschillende instanties aan elkaar te koppelen. Alleen zo is volgens de burgemeester een „sluitende integrale en effectieve aanpak” mogelijk van zevenhonderd notoire overlastgevers in de stad.

Opstelten wil de wet veranderen zodat hij lastige verslaafden kan dwingen zich te laten opnemen. De burgervader wenst een wetswijziging zodat hij horecagelegenheden, koffieshops en bordelen kan sluiten als deze voor blijvende overlast zorgen. En de Rotterdamse eerste burger wil de wet aanpassen om vreemdelingen zonder identiteitspapieren achter de tralies te kunnen zetten.

Opstelten noemt deze ’documentlozen’ in zijn schrijven in één adem met criminele vreemdelingen. „Rotterdam is van mening dat er meer wettelijke mogelijkheden zouden moeten zijn om niet meewerkende documentlozen te kunnen blijven vast zetten, zeker als zij behoren tot de groep criminele overlastveroorzakende vreemdelingen.”

Als er dan geen plaats blijkt te zijn voor al die criminelen, verslaafden en illegalen zonder papieren die Opstelten wil opsluiten, moeten er volgens hem maar cellen op een boot worden gemaakt. „Een drijvende PI-ligplaats in de omgeving van Rotterdam moet niet moeilijk zijn”, aldus Opstelten in zijn schrijven aan de volksvertegenwoordiging.