Kerk & religie

Dogmatiek als goed gereedschap

Dogmatiek is niet meer dan gereedschap, maar goed gereedschap maakt het verschil, stelt dr. C. van der Kooi. Hij aanvaardde vandaag onder de titel ”Goed gereedschap maakt het verschil. Over de plaats en functie van christelijke dogmatiek” zijn ambt als hoogleraar westerse systematische theologie aan de Vrije Universiteit. „De dogmatiek heeft een bescheiden bijdrage. Ze is even heel belangrijk om de dingen te benoemen, maar moet zich ook weten terug te trekken. Dogmatiek is dienstbaar aan het geleefde geloof, aan de omgang van de mens, of liever gezegd van de gemeente met God.”

K. van der Zwaag
3 July 2008 15:14Gewijzigd op 14 November 2020 06:03
Prof. C. van der Kooi: „De monoliberale cultuur op de theologische faculteit van de Vrije Universiteit uit het verleden is doorbroken. Het is nu een faculteit waarin de godsdienstige diversiteit van Nederland, ook maatschappelijk, weerspiegeld wordt.” Fot
Prof. C. van der Kooi: „De monoliberale cultuur op de theologische faculteit van de Vrije Universiteit uit het verleden is doorbroken. Het is nu een faculteit waarin de godsdienstige diversiteit van Nederland, ook maatschappelijk, weerspiegeld wordt.” Fot

Veel verandert er niet voor dr. Van der Kooi. Hij was al universitair hoofddocent dogmatiek aan de VU. Daarnaast was hij aan dezelfde onderwijsinstelling sinds 1993 bijzonder hoogleraar theologie van de charismatische vernieuwing. Van der Kooi is verder ook directeur van het Center of Evangelical and Reformation Theology, eveneens gevestigd aan de VU.Van der Kooi (1952) komt oorspronkelijk uit de Gereformeerde Kerken. „Ik stond midden in deze kerk, inclusief het neocalvinisme, de traditie van Kuyper en Bavinck. Er school in beide theologen een grote creativiteit, een appel op het christendom om zich niet terug te trekken uit de hedendaagse moderne tijd. Ik voelde me vooral aangesproken door Bavincks gedachte van de katholiciteit van christendom en kerk.”

Van der Kooi noemt ook de invloed van deze theologen via het werk van organisaties die iets hadden met de neocalvinistische levensbeschouwing en maatschappijvisie. „Die invloed is nu duidelijk merkbaar in het politieke landschap, waar verschillende vertegenwoordigers in de regering door dit denken zijn gestempeld.”

Een aanhanger van Kuitert of Wiersinga is Van der Kooi nooit geweest. „Ik voelde me aangesproken door het confessionele standpunt, waarin gepoogd wordt vanuit het belijden van de kerk de vragen van Bijbel en dogmatiek aan de orde te stellen. Maar wel met een open blik naar de cultuur.”

Van der Kooi schetst zijn theologische positie als tussen Calvijn en Barth in. Zijn boek ”Als in een spiegel. God kennen volgens Calvijn en Barth” (2002), dat maar liefst vier drukken kreeg, legt daarvan getuigenis af. „De verdienste van Barth is dat hij de theologie opnieuw heeft uitgedaagd om het spreken over God vanuit de christologie te bekijken. Barth zette een knip in het vaste verbond van christendom en cultuur. Het Nederlandse christendom heeft die kritiek van deze beweging toch altijd lastig gevonden.”

Pentecostalisme
Van der Kooi komt al snel op het onderwerp van de wereldwijd groeiende charismatische beweging en het pentecostalisme, onderwerpen waarover hij ruim vijf jaar als bijzonder hoogleraar charismatische vernieuwing aan de VU heeft nagedacht. „De pentecostale beweging doet een beroep op de reformatorische kerken om zich te bezinnen op het werk van de Heilige Geest. Concreet gaat het om de vraag hoe God tegenwoordig is in levens van mensen. Dan komt de vraag op of het werk van de Geest iets toevoegt aan Christus. De Geest is de Geest van Christus, maar het is niet Bijbels om de Geest met Christus te vereenzelvigen. De dissertatie van J. P. Versteeg heeft hierover rijke gedachten aangeleverd.”

Volgens Van der Kooi bezit de Geest niet alleen de „draagkracht” om het leven te dragen, „maar Hij is ook de stuwingskracht naar groei en transformatie en als zodanig de bron van allerlei vernieuwingen. Graafland heeft erop gewezen dat men in reformatorische kring vaak niet verder komt dan aandacht voor het wederbarende werk van de Geest. Hij wees erop dat de Bijbel ook nog spreekt over het vernieuwende werk van de Geest. Daar had hij wel gelijk in. En Otto Weber wijst erop dat bij Calvijn ten aanzien van het werk van de Geest de versterving (mortificatio) een grotere plaats inneemt dan de levendmaking (vivicatio).”

Een theologisch manco dus bij Calvijn?

„Ach, wat is een manco. Het is sowieso nooit goed om Calvijn of welke historische persoon dan ook tot een norm te maken. Calvijn dacht ook niet zo principieel over de streeptheologie als wel gedacht wordt. Hij heeft tenslotte Luther ook als profeet gezien. Calvijns woorden waren getekend door het drama van Münster, waar de dingen uit de hand zijn gelopen, en dan snap ik wel dat Calvijn zo gereageerd heeft.”

Betekent dat dat we nu anders moeten aankijken tegen de opkomende charismatische vernieuwing?

„We moeten de tekenen van God verstaan zoals die nu tot ons komen. De vraag is hoe we de tegenwoordigheid van God kunnen herkennen in het leven. Woord en Geest zijn onderscheiden. Het is als jongleren met twee ballen die je voortdurend in de lucht moet houden. In de traditie van de Reformatie is met de nadruk op de rechtvaardiging een bepaalde versmalling opgetreden die ten slotte te veel nadruk legde op het gelovige subject. Het gereformeerde piëtisme is cultureel gezien een tweelingbroertje van de moderniteit, juist door zijn grote nadruk op het subject.

Het feit dat de aandacht voor het werk van de Heilige Geest in de gereformeerde traditie vooral uitging naar de toe-eigening van het heil is geheel te begrijpen, want de kerk heeft voortdurend te maken met nieuwe uitdagingen die samenhangen met de eigen tijd. In de tijd van de Reformatie daagde de opkomende burger, die zelfstandig werd en kon lezen en schrijven, de kerk uit recht te doen aan de eigen verantwoordelijkheid. Velen buiten de kerk bevinden zich momenteel in een zoektocht naar spiritualiteit, naar het goede leven. Tegenwoordig zien we mensen minder als dragers van grote ideeën. Je kunt negatief doen over de belevingscultuur, maar God heeft ons niet voor niets geschapen met vijf zintuigen. Ik denk dat de gereformeerde traditie daarom wel eens zo heftig reageert op de pentecostale traditie, omdat zij daarin iets herkent van de eigen traditie, namelijk een soort van bevindelijkheid die een eigen leven en zelfstandigheid krijgt tegenover het beloftewoord zoals dat in de Bijbel tot ons komt.”

Maar geloof is toch meer dan emotie? Is de grens tussen emotie en werk van de Heilige Geest tijdens massale christelijke jongerenhappenings niet flinterdun?

„Ik denk dat je jonge mensen een oefenplaats moet gunnen. Als je kijkt naar massa-evenementen voor christelijke jongeren, dan zie je dat zij even de ervaring willen hebben dat er ook meer zijn die geloven. In het dagelijkse leven zijn ze vaak de enigen in de klas of op het werk. Is het dan af en toe niet heel prettig dat jongeren dit gevoel samen willen delen? Het is niet goed dat protestanten, evenals modernen trouwens, dat gelijk gaan wantrouwen. Massameetings zijn plaatsen waar individuen opgenomen worden in de gemeenschap.”

Maar dan blijft het waar dat geloof meer is dan emotie.

„Jazeker, maar de oplossing is dan niet de emotie vervolgens weg te strepen of te verbieden, maar om met goed onderricht alles wat er gebeurt te voeden met Bijbelse inhouden. Ik vind het bijvoorbeeld buitengewoon boeiend hoe de liedcultuur zich ontwikkelt. Door te zingen oefen je je geloof. Dat is wat anders dan: laten we een versje zingen. Je ziet ook welke impliciete keuzes in de liedcultuur naar voren komen. Liederen uit de bundel van Johannes de Heer ademen de sfeer van de zondaar die uit de boze wereld gered wordt, de bundel Opwekking die van een overwinningstheologie. Dat kan wel eens een poosje, maar het is niet de hele waarheid van het christelijk geloof. Daarom is het project van ”Psalmen voor nu” zo belangrijk, omdat je in de psalmen ziet hoe er juist geworsteld wordt met God.”

Slechte naam
Van der Kooi wordt hoogleraar westerse systematische theologie. De term systematische theologie is internationaal gebruikelijk voor het vak dogmatiek en daardoor herkenbaarder. De toevoeging ”westers” betekent dat Van der Kooi zich niet richt op het christendom op het zuidelijk halfrond. Maar het onderzoeksveld blijft breed: de hele oosterse orthodoxie en de kerkvaders vallen eronder.

Hoe komt het dat dogmatiek zo’n slechte naam heeft?

„Het is te veel vereenzelvigd met de normatieve functie, gelijkgesteld met opgelegd gezag, geloofsdwang, in de zin van: als je dit niet gelooft, ga je verloren. De dogmatiek is echter meer dan die normatieve functie. Ik onderscheid in mijn oratie vier taken: dogmatiek moet verhelderen, normeren, vernieuwen en oriëntatie bieden in het leven van alledag.”

Klopt het dat er in evangelische en pinksterkringen nog steeds beduchtheid is voor de leer?

„Er is meer behoefte om het geloof te doordenken, al blijft het de vraag of het grondvlak dat ook wil. Evangelischen en pinkstergelovigen zijn groepen die naast de historische kerken zijn ontstaan en die officieel ook helemaal geen belijdenis hebben. Maar de meeste groeperingen onder hen leunen tegen de grote kerken aan als het gaat om de belangrijkste geloofsovertuigingen. De gedachte dat je alleen de Bijbel kunt hebben, is natuurlijk onzin.”

VU
Van der Kooi is tevreden over de sfeer op de theologische faculteit van de VU. „De monoliberale cultuur uit het verleden is doorbroken. Het is nu een faculteit waarin de godsdienstige diversiteit van Nederland, ook maatschappelijk, weerspiegeld wordt. De islamstudies hebben eveneens een plek gekregen. Natuurlijk brengt dat risico’s mee voor het christelijk gehalte van de faculteit, maar ik denk dat de faculteit nu meer kansen biedt voor de uitdagingen waar christenen van nu voor staan dan vijftien jaar geleden.”

Is er werkelijk sprake van een debat als hersteld hervormden, pinksterchristenen en moslims naast elkaar in de collegebanken zitten?

„Ja, en of. Je overtuiging hoef je niet aan de poort van de universiteit op te geven, maar mag je volwaardig inbrengen. Natuurlijk wordt de uitdaging bij al deze groepen aangegaan vanuit de eigen cultuur, maar je wordt wel met de ander geconfronteerd. Er is bijvoorbeeld een sectie van ontmoeting en traditie waar studenten met elkaar in aanraking komen. Twee dingen zijn belangrijk: oefening in het theologisch ambacht en oefening in de ontwikkeling van de eigen overtuiging. Die beide zaken willen we op de VU in praktijk brengen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer