Dichter tussen museumstuk en icoon
Titel: ”Een eeuw rare kostgangers. Vereniging Het Bilderdijk-Museum 1908-2008”
Auteur: Joris van Eijnatten e.a.
Uitgeverij: EON Pers Amstelveen, 2008
ISBN 978 90 77246 24 5
Pagina’s: 320
Prijs: € 25,-.
De belangstelling voor Willem Bilderdijk is tegenwoordig vooral academisch van aard. De samenstellers van het boek ”Een eeuw rare kostgangers” verwachten geen popularisering meer van deze negentiende-eeuwse dichter, en zeker geen opname van zijn gedichten in schoolboeken.„Hij heeft dus in zijn lange leven, waarin hij voortdurend door schrijfkoorts bezeten was, een paar gelukkige momenten gehad. Maar weinigen hebben de Nederlandse taal erger mishandeld en misbruikt dan hij. En vrijwel niemand heeft in een vorm die voor poëzie wil doorgaan, meer waardeloze en walgelijke nonsens bijeen gebracht dan deze pathologische leugenaar en zwetser.” Aldus de notoire socialist J. de Kadt in Het Vrije Volk bij de herdenking van het 200e geboortejaar van de dichter/historicus mr. Willem Bilderdijk (1756-1831) in 1956.
De man die lange tijd door velen werd getypeerd als Neêrlands tweede dichter (na Vondel), werd door anderen neergemaaid in de meest kwetsende bewoordingen. De historicus J. P. Geyl had Bilderdijks ”Geschiedenis des vaderlands” in een opstel bij de herdenking in 1956 weggeschreven als „aan de tijd gebonden vooroordelen en grieven” en gebruikte woorden als ”politiek pamflet”, ”gebazel” en ”geraaskal”. Bilderdijk had onredelijk en onrechtvaardig geoordeeld over historische figuren. En Willem Kloos zei naar aanleiding van de herdenking van Bilderdijks 150e geboortedag in 1906 dat deze af en toe kans zag om „het traditionele maakwerk te ontstijgen”, maar verder rekende hij hem tot „dichters van den tweeden rang.” Ook Busken Huet deed een duit in het zakje. En zelfs F. C. Gerretson (Geerten Gossaert) noemde hem een ”beunhaas”.
Nationale betekenis
Men kan dit alles lezen in ”Een eeuw rare kostgangers”, uitgegeven bij het honderdjarig bestaan van de Vereniging Het Bilderdijk-Museum. In 2006 was het 250 jaar geleden dat Bilderdijk werd geboren en was het honderd jaar geleden dat een nationale Bilderdijktentoonstelling werd gehouden, waaruit in 1908 de genoemde vereniging voortkwam. Het was ook 75 jaar geleden dat het bezit van de vereniging bij de VU werd ondergebracht, waardoor de vereniging een VU-imago kreeg, gelieerd aan het in die tijd nog orthodox-gereformeerde protestantisme aldaar.
Het grote touwtrekken om Bilderdijk is begonnen bij de herdenking van zijn 150e geboortejaar in 1906. Bij wie hoorde hij eigenlijk? De tentoonstellingscommissie bestond uit gereformeerden, katholieken, liberalen, vrijdenkers, hervormden en socialisten. Bilderdijk was ”de Vader van het Réveil”, maar in de toenmalige Bilderdijkcommissie zaten ook twee vrijdenkers, te weten de voorzitter, H. C. Muller, en de secretaris, A. T. A. Heyting, die Bilderdijk vooral als „de grote dichter en schrijver” wilden eren. „Men heeft soms met rare kostgangers te doen”, oordeelde historicus A. Goslinga over de leden van de Bilderdijkcommissie.
Abraham Kuyper werd echter wel als feestredenaar aangezocht, waarbij werd aangetekend dat „geen lofrede op een geloofsgenoot werd verwacht.” In zijn rede ”Bilderdijk in zijn nationale beteekenis” voldeed Kuyper geheel aan die verwachting. Met fors gejuich werd hij begroet, hetgeen erop duidde dat een groot deel van het eerbetoon Kuyper zelf gold in plaats van Bilderdijk.
Vijftig jaar later stelde Geyl de vraag of Bilderdijk wel nationaal kon worden herdacht. Hij kritiseerde de Bilderdijkverering, zoals die in orthodoxe kring bestond. Langzaam maar zeker werd Bilderdijk toch uitsluitend in het orthodox-protestantse kamp gelokaliseerd en kwam er een sterke tweedeling in de waardering. Voor de een werd hij een museumstuk, voor anderen was en bleef hij een icoon.
Revolutionair
Een complicerende factor vormde de buitenechtelijke relatie die Bilderdijk in Londen aanging, waarna zijn vrouw echtscheiding aanvroeg en hij met zijn tweede liefde trouwde. Aanvankelijk werd deze zaak bedekt of vergoelijkt (zijn vrouw was ”een kreng”). Later werd opener over Bilderdijk geoordeeld. Zijn gedichten waren hier en daar ook sensueel, erotisch getint. J. te Winkel, hoogleraar Nederlands, had overigens in 1882 al geschreven dat Bilderdijks gedrag tegenover zijn vrouw en zijn „groote maar niet verbloemde hartstochtelijkheid” wellicht minder streng zouden zijn beoordeeld, „wanneer ’s dichters heftige godsdienstijver en zijne onbarmhartige bestraffing van andersdenkenden er niet een zo schrille tegenstelling mee gevormd hadden.”
In ”Een eeuw rare kostgangers” beschrijven medewerkers tot in detail het wel en wee van de vereniging. Daarbij lichten telkens weer andere aspecten van Bilderdijk op. Ook alle herdenkingen komen voor het voetlicht. Het is daarom een boek voor smulpapen van historische spijze, met een keur aan ingrediënten.
Bij de recente herdenking van het honderdjarig bestaan van de vereniging zei historicus prof. dr. G. J. Schutte lichtelijk ironisch dat de zestig aanwezigen nog de enigen in de wereld zijn die belangstelling hebben voor Bilderdijk.
De aanhangers van Bilderdijk waardeerden hem vooral als „conservatieve revolutionair die de principes van de Franse Revolutie verwierp”, „een felle Oranjeklant” en een „rechtse protestant”, de „echte vaderlandse antirevolutionair.” Hij was de rabiate antiliberaal. De bewondering leidde in de jaren dertig zelfs tot de vorming van een Genootschap Willem Bilderdijk, in het leven geroepen door de heer Heyting, de eerste secretaris van de Vereniging Het Bilderdijk-Museum, maar toen ”verbitterd” en ”rechts-nationalistisch”. Dit genootschap vertoonde semifascistische en antisemitische neigingen. In de oorlogsjaren toonde het bestuur een pro-Duitse houding, waardoor het ledental sterk daalde.
Interesse
De belangstelling voor Bilderdijk is tegenwoordig in hoge mate academisch van aard. Ook de scheldkanonnades zijn voorbij. De claim door de VU is passé, wat te maken heeft met de kleurverandering van dit geesteskind van Kuyper. Van ”verzuilde verdeeldheid” is geen sprake meer. Vandaar dat de titel van het hoofdstuk van Wim Berkelaar luidt ”Van verzuilde verdeeldheid tot academische ademloosheid”. Vandaag is er wetenschappelijke waardering, zonder vergoelijking, schrijft Berkelaar. De Groningse historicus Frank Ankersmit gaf bijvoorbeeld een wijsgerige beschouwing over Bilderdijks geschiedschrijving „en maakte de man groter dan hij voor historici aan het begin van de twintigste eeuw ooit is geweest.” In het postmoderne klimaat is weer sprake van „ademloze interesse en zelfs onderhuidse bewondering.” Maar, eindigt Berkelaar, „de ouden zongen zo slecht nog niet.”
Ook buiten de academie is de belangstelling voor Bilderdijk gebleven, al is de kring klein geworden. W. van der Zwaag, tweemaal geciteerd, schreef zijn ”Willem Bilderdijk. Vader van het Réveil”. En ook in het blad Ecclesia komt hij van tijd tot tijd voor het voetlicht. De samenstellers van het boek verwachten echter geen popularisering meer van Bilderdijk, en zeker geen opname van zijn gedichten in schoolboeken.
Het lezen van dit veelzijdige, gedocumenteerde boek was intussen een ware vreugde.