Over muren en afscheidingen
Titel: ”Wallen, muren en afscheidingen. Een bijzonder erfgoed”
Auteur: Aart van Gilst en Hans Kooger
Uitgeverij: Soesterberg, Aspekt, 2007
ISBN 978 90 5911 5453
Pagina’s: 303
Prijs: € 24,95.
Mensen bouwen muren. In het klein als schutting om de tuin of een slag groter als Israëlisch veiligheidshek. In ”Wallen, muren en afscheidingen” van het schrijversduo Van Gilst en Kooger worden de verschillende soorten afscheidingen onder de loep genomen. Veel toegevoegde waarde heeft het rommelige boek echter niet. De Berlijnse Muur is misschien de meest bekende muur die in Europa is opgericht. De deling van de stad in een Amerikaans-Brits-Frans deel en een deel onder Sovjetgezag, leidde in de jaren vijftig tot een groeiende stroom vluchtelingen. Het vrije Westen sprak kennelijk meer aan dan de communistische heilstaat. Volgens sommige demografen zouden begin 1962 1 miljoen Oost-Duitsers zijn gevlucht.
Om de leegloop van het Oost-Duitse deel tegen te houden, bouwde de regering van Oost-Duitsland een muur van 46 kilometer. Meer dan 20.000 leden van de Volksarmee en Volkspolizei bouwden het gevaarte in korte tijd. Met waarschuwingsschoten hielde politie de demonstranten op afstand. In de jaren die volgden, maakten die waarschuwingsschoten plaats voor treffers. Totdat de Muur in 1989 viel.
Had de Berlijnse Muur tot doel uitbrekers binnen te houden, de Chinese Muur moest indringers buiten houden. De ”chang cheng”, zoals Chinese naam voor de muur luidt, werd in de Middeleeuwen gebouwd om vijanden te weren. Iedere 200 meter verrees een wachttoren van zo’n 12 meter hoog. Het grootse bouwwerk, dat vele uitlopers en aftakkingen kende, werd in de loop van lange tijd gebouw. Het slopen ging sneller: in de tijd van Mao sneuvelden vele meters om gebruikt te worden voor de bouw van boerderijen en andere gebouwen.
Tussen de 10.000 kilometer van de Chinese Muur, de 46 kilometer Berlijnse Muur en de 10 meter schutting om het achtertuintje zit nogal wat verschil. In zes hoofdstukken werken de auteurs die verschillende soorten wallen, muren en afscheidingen uit. Limes, forten, vestingen en draadversperringen zijn in die opsomming meegenomen.
Vrijwel iedere soort afscheiding en muur is in het boek te vinden. Alleen de Afscheiding van 1834 ontbreekt. En dat geldt ook voor hoog opgetrokken kerkmuren, maar die zijn tenslotte moeilijker af te breken dan een Chinese muur.
Al met al is Wallen, muren en afscheidingen een merkwaardig boek. Aan de ene kant bevat het veel wetenswaardige feiten, aan de andere kant bieden de auteurs (veel te) veel overbodige en ongestructureerde informatie aan.
Het was wellicht beter geweest als de schrijvers zich hadden gericht op één soort afscheidingen, bijvoorbeeld afscheidingen tegen vijandelijke indringers. Dan waren de Chinese Muur en de Atlantikwall, die op de voorkant prijken, goed voor het voetlicht gehaald. Maar nu moeten de twee mammoetbouwwerken de aandacht delen met een klimwand en een schutting in de tuin. Hoeveel burenruzies ook zijn ontstaan door een schutting, die strijd verbleekt immers bij de aanval van Djengis Khan en de Geallieerden.
Een ander punt van kritiek betreft de illustraties. Foto’s, oude ansichtkaarten, schetsen, tekeningen, landkaarten, infographics, het wisselt elkaar allemaal af. Dat kan verfrissend zijn, maar juist de verschillen in kwaliteit maken het geheel wat rommelig. De ene landkaart vermeld wel geografische informatie, de andere -uit een andere atlas overgenomen- mist die informatie.
Het boek biedt veel informatie, die vaak relevant is en ook vlot is beschreven. De auteurs hebben bovendien geprobeerd originele invalshoeken te vinden, zoals de prikkeldraadverzamelwoede van de overleden tv-presentator Boudewijn Büch. Tegelijk maken alle ’leuke’ dingen het boek soms wat kneuterig. Wie echt iets over de afscheidingen wil weten, kan zich beter wenden tot afzonderlijke studies. De literatuurlijst achter in Wallen, muren en afscheidingen biedt daar een goede gids voor.