De Tweede Kamer is het daarmee eens, zo bleek dinsdag tijdens de afronding van het debat over een nieuwe Mediawet. Politiek Den Haag wil de omroepen eerst de kans geven om zelf met een beloningscode te komen.Afgelopen maandag suggereerde de bewindsman dat hij met wettelijke maatregelen komt om beloningen bij de omroepen aan banden te leggen. De overheid heeft als beleid dat salarissen die direct of indirect door de overheid worden bekostigd, niet hoger mogen zijn dan het salaris van de minister-president. Dat is ongeveer 170.000 euro.

Dinsdag noemde Plasterk het bedrag van 200.000 euro „een schot voor de boeg.” Het was bedoeld om een grens aan te geven: „Het is mijn inzet voor de gesprekken over de beloningscode die de sector moet opstellen.”

De Kamer kon daarin meegaan, hoewel vorig jaar een motie is aangenomen waarin staat dat salarissen van presentatoren onder de zogeheten Balkenendenorm moeten vallen. CDA-Kamerlid Atsma zei dat de beloning voor presentatoren best iets hoger mag zijn dan dat van de minister-president. Dat hoort wat hem betreft tot de uitzonderingen die mogelijk zijn. SP-Kamerlid Van Dijk vindt dat geen uitzondering gemaakt moet worden voor presentatoren bij de publieke omroep. Dan is het einde volgens hem zoek.

Volgens gegevens van het Commissariaat voor de Media verdienden vorig jaar 17 omroepbestuurders en 37 presentatoren/ programmamakers meer dan 170.000 euro. In de praktijk zijn dat er meer. Niet iedereen die meer dan deze Balkenendenorm verdient, staat op de loonlijst van de omroepen. Een aantal presentatoren heeft een eigen bv en laat zich freelance inhuren. Daarover hoeven de omroepen geen verantwoording af te leggen.