Groeiende militaire onvrede in Venezuela
Het Altamiraplein, in het hartje van de Venezolaanse hoofdstad Caracas, is door enkele officieren van de landmacht en burgersympathisanten uitgeroepen tot ’bevrijd gebied’.
De haast even surrealistische als theatrale vertoning is de zoveelste uiting van de groeiende onvrede in militaire gelederen over het verloop van de politieke ontwikkelingen in het Zuid-Amerikaanse land.
De pleinbevrijders staan onder aanvoering en bevel van generaal Enrique Medina Gómez, dezelfde legercommandant die in april president Hugo Chávez gedurende 48 uur gevangenhield in een kazerne en hem tot aftreden dwong. Medina’s putsch mislukte evenwel en Chávez kon, hevig ontdaan maar verder ongedeerd, terugkeren naar het presidentiële paleis om daar zijn ambt op te eisen.
Hoewel Medina en de andere coupplegers zich voor de rechter moesten verantwoorden voor hun rebellie, weigerde het tribunaal een veroordeling uit te spreken. De militairen verweerden zich met een verwijzing naar de grondwettelijke bepaling die elke Venezolaan het recht geeft zijn of haar erkenning in te trekken van een regering die handelt in strijd met de democratische waarden en beginselen van de republiek.
Hoewel zij dat niet hardop zeiden, concludeerden de rechters van de hoge raad dat de regering-Chávez tot deze categorie behoort en dat de gedragingen van de muitende officieren dus eerder een pluim verdienden dan verwijzing naar de gevangenis.
Opnieuw argumenteren generaal Medina en zijn kornuiten dat een coup niet alleen grondwettelijk door de beugel kan, maar dat het verwijderen van president Chávez zelfs een plicht is, die zij niet willen verzaken. Vandaar de licht potsierlijke bevrijding van het Altamiraplein.
Logischerwijs denkt de legerleiding heel anders over de situatie. Landmachtcommandant generaal José García Montoya noemde zijn opstandige ranggenoot „een door wanhoop misleide dwaas” en verzekerde dat het leger van Venezuela geen inbreuk op de constitutionele orde zal toestaan. Generaal Montoya deed voorts een beroep op de bevolking om de „wartaal” van Medina en zijn militaire volgelingen te negeren.
Het is tekenend en ook veelzeggend dat de regering en de legerleiding niet willen of durven ingrijpen om de geüniformeerde rebellen van het plein te verwijderen, terwijl de opstandelingen van het Altamiraplein voorzover bekend geen bijval krijgen van militaire eenheden elders in het land. Daardoor blijft de rebellie beperkt tot ongeveer twintig officieren.
Waarnemers van de politieke gebeurtenissen en woelingen zien hierin een bewijs dat de onvrede in het leger groter is dan president Chávez, zelf een kolonel, thans wil toegeven. Dat commandant Montoya gisteren ten overvloede en bij herhaling verklaarde dat er rust en orde heersen in „de belangrijkste garnizoenen” van het land, droeg al evenmin bij tot het versterken van Chávez’ positie. Prompt vroegen de meeste Venezolanen zich af hoe de gemoedstoestand is bij minder belangrijke bataljons en regimenten.
Minister van Defensie José Prieto probeerde gistermiddag enige duidelijkheid te scheppen over de machtsverhoudingen in het land met de opmerking dat de „clowns van het plein” noch volgelingen hebben, noch aanzien. „Hier staat een stel pantoffelgeneraals raar te doen. Het is een beschamende vertoning, vooral voor de vele anderen die het uniform van onze strijdkrachten dragen en daar zowel trots als trouw aan ontleden”, aldus de gepikeerde bewindsman.
Generaal Medina’s show op het Altamiraplein mag dan wat vreemd overkomen, men moet de militair echter niet onderschatten. Sinds de generaal en de andere officieren het plein dinsdag ’bevrijdden’, stromen er dagelijks minstens 5000 anti-Chávez-betogers naartoe om op vaak luidruchtige manier steun te betuigen aan de bijna-muiters.
Het is ook niet onopgemerkt gebleven dat de drommen manifestanten met de dag groeien en dat er ook in de media een ondertoon van bewondering valt te bespeuren voor de moed van Medina en zijn mannen.
De ’bevrijding’ en bezetting van het plein volgden daags na een met massaprotesten gepaard gaande, twaalf uur durende staking, waartoe zowel werkgevers- als werknemersorganisaties hadden opgeroepen. Hiermee wilden zij president Hugo Chávez overreden tot het uitschrijven van vervroegde verkiezingen.
Het staatshoofd wimpelde de werkonderbreking af als „een faliekante mislukking” en „een zielig schouwspel.” Chávez weigerde vanzelfsprekend om een verkorting van zijn ambtstermijn ook maar te bespreken. Het huidige mandaat van de Venezolaanse president loopt tot 2007.
In een poging de almaar oplopende politieke spanning op vreedzame manier te doen afnemen heeft secretaris-generaal César Gaviria van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) besloten naar Venezuela te reizen voor een ontmoeting met president Chávez en leiders van de oppositie. Volgens Gaviria is het gedrag van generaal Medina onaanvaardbaar en mag de huidige crisis niet leiden tot een militaire interventie.
Ook de Amerikaanse regering vond de situatie serieus genoeg om Venezuela eraan te herinneren dat „een ongrondwettige ontknoping” van de impasse niet kan rekenen op „begrip of instemming” van de Verenigde Staten.
Maar oud-minister van Financiën Teodoro Petkoff is van mening dat het moment voor een constitutioneel verantwoorde oplossing van „het Chávez-probleem” reeds voorbij is. De voormalige guerrillastrijder, die thans geldt als een van de best geïnformeerde waarnemers van de politiek in Venezuela, verklaarde: „Chávez heeft het land met zijn bolivariaanse revolutie geruïneerd. Dat was ook bepaald geen geringe prestatie gezien de miljarden meevallers uit de olie-export.”
„Een overweldigende meerderheid van de kiezers heeft er nu diepe spijt van deze niet alleen onbekwame maar ook arrogante en autoritaire man aan de macht te hebben geholpen. Nu Chávez zijn hakken in de grond heeft gestampt en het bestaan van het onbehagen dat hij oproept gewoon ontkent, is haast geen andere oplossing denkbaar dan een soort coup of volksopstand. De vraag is dus niet zozeer óf dit zal gebeuren, maar alleen wanneer”, aldus Petkoff.