„Begrijpelijk dat zendelingen terugkeren”
Het is begrijpelijk dat veel zendelingen tegenwoordig na enige tijd van het zendingsveld terugkomen, vindt ds. E. Everts, die tot voor kort voor de Christelijke Gereformeerde Kerken in Guatemala heeft gewerkt.
Hij sprak zaterdagmiddag tijdens de zendingsdag van de Christelijke Gereformeerde Kerken in de classis Utrecht, die in het Zeisterbos werd gehouden. De bijeenkomst in de open lucht trok zo’n 400 deelnemers, onder wie veel ouders met jonge kinderen.Als redenen die er kunnen zijn voor een zendeling om na enige tijd terug te keren, noemt ds. Everts onder meer de belangen van het gezin van de zendingswerker, die zwaarder wegen dan voorheen, toen een zendeling dikwijls een groot offer moest brengen en kinderen vaak naar een internaat of familie stuurde. „Het is terecht dat zendingsouders tegenwoordig hun kinderen bij zich houden in het zendingsland. In verband met gezinsomstandigheden kan het nodig zijn met het gezin terug te keren.”
Een andere reden voor terugkeer kan de veranderende situatie in het zendingsland zijn. „Als gemeenten in het zendingsland op eigen benen kunnen staan, kunnen ze de taak van de zendelingen overnemen.” Dat laatste gebeurt tegenwoordig relatief vaak, doordat het Evangelie in veel landen al langere tijd gebracht wordt, aldus ds. Everts.
In landen waar al een kerk is, hoeft het niet de opdracht van de zendeling te zijn om een nieuwe kerk te stichten, zegt de predikant. Hij verwijst naar de christelijke gereformeerde zending in Mozambique, die zich vooral richt op het toerusten van de gevestigde kerken door middel van de radio. „Als daarmee honderden voorgangers worden bereikt door het Woord is dat vruchtbaar.”
Ds. Everts staat stil bij de situatie in Guatemala, waar de (zendings)kerken elkaar de loef probeerden af te steken en men hardop kritiek leverde op andere kerken. Mensen raakten daardoor in verwarring. „Het is daarom beter om kerkoverstijgend bezig te zijn met toerusting vanuit Gods Woord.” Dat was ook ds. Everts’ bedoeling in Guatemala. Hij vertelt te hebben geprobeerd samen te komen met leiders van verschillende kerken om zo te komen tot een stuk toerusting. „Het lukte niet en het was toch nodig een eigen kerk te stichten. Van andere kerken kwam toen kritiek en vervolgens bleven er mensen weg. Kerkstichting is een lange weg, die men niet moet gaan als het niet nodig is”, waarschuwt de predikant.
„Zendingswerk is soms heel praktisch”, aldus de predikant. Als voorbeeld noemt hij het werk voor de jeugd in Botswana, waar nogal wat jongeren door de vakantiebijbelschool in contact zijn gekomen met de kerk. „Ze werden gegrepen door het Evangelie, terwijl hun ouders er niet achter stonden. Voor hen werden kampen georganiseerd om het denken over gezonde relaties in het huwelijk bij te brengen. Dat is daar in verband met aids een zeer actueel thema.”
De plaatselijke christelijke gereformeerde predikant, ds. M. J. Kater, houdt eerder op de dag de openingstoespraak naar aanleiding van Mattheüs 28:18. Als voorbeeld verwijst hij naar zendingswerk in Siberië, dat voor evangelisten een moeilijk gebied is. „Niet alleen omdat het daar zo koud is, maar ook omdat de mensen daar, net als overal, een stenen hart hebben. Toch is het welslagen voor de zending verzekerd, omdat de Heere Jezus alle macht heeft.”
Ds. A. A. Egas uit Middelharnis spreekt naar aanleiding van Mattheüs 28:19. Hij zegt dat de christenen in Antiochië geworsteld hebben om de komst van het Koninkrijk, voordat ze Paulus en Barnabas uitzonden. „Weg met de luxe van deze tijd, laten we ons concentreren op het gebed.”
Ds. J. W. Wüllschleger uit Zeewolde houdt een toespraak naar aanleiding van Mattheüs 28:20. Hij wijst erop dat Paulus in Korinthe, tijdens zijn zendingsreis, een beetje bang was. „Met de belofte van God dat Hij met hen is, kunnen de zendingsarbeiders verder. Hij laat het nooit afweten.”