Onderweg
„Henoch dan wandelde met God…” Genesis 5:24
Een wandelaar gaat steeds vooruit, zodat hij vordert. Zo is het ook met Gods kinderen: „Zij gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion” (Psalm 84:8).Hij, die wandelt, heeft soms wel enige ontmoetingen op zijn weg, tot zijn nadeel, of tot zijn vermaak en voordeel. Zo gaat het ook met Gods volk. Soms komt een begeerlijkheid van het vlees of hoogmoed hen wel eens hinderen op hun wandelpad. Daartegenover genieten zij ook wel een gezicht van Gods majesteit, zodat ze wel eens mogen zeggen: „Heere, het was goed dat we hier waren.”
Een wandelaar verlaat een zekere plaats. Hij vertrekt van daar. Zo is het ook met Gods kinderen, zij verlaten hun volk en hun vaders huis. Zij verlaten de plaats van zonde en ijdelheid en keren met Lot hun rug naar die plaats van het zondige Sodom. Ze kunnen dan zeggen: „Ik zit niet meer bij ijdele lieden…” Een wandelaar heeft een plaats waar hij naartoe wandelt. Zo staat het ook met het leven van Gods gunstgenoten. Zij wandelen naar die stad, die fundamenten heeft, wiens kunstenaar en bouwmeester God is.
Eindelijk komt een wandelaar aan het einde van zijn weg. Zo ook Gods kinderen, als hun wandel hier op aarde volbracht is, zullen zij de volle zaligheid genieten.
Johan Hofman,Dordrecht (”Hemel op aarde”, 1704)