Ouderdom
„Henoch dan wandelde met God…”
Genesis 5:24Salomo zegt nadrukkelijk in Spreuken 16:31: „De grijsheid is een sierlijke kroon, zij wordt op de weg der gerechtigheid gevonden.” Salomo bedoelt hiermee mensen met een hoge en gezegende ouderdom. David vergelijkt deze ouderdom met een kroon en dat om het ontzag aan te wijzen dat men hebben moet voor de hoge ouderdom. Zijn zoon Salomo zegt dat gij u zult neerbuigen voor de grauwe haren, ja, hij zegt zelfs (…) de sierlijke kroon van grijze haren.
De ouderdom alleen maakt de mens echter niet gelukzalig, zo ze niet samenvalt met gerechtigheid. Het is waar, God zegt ons in het vijfde gebod dat wij onze ouders moeten eren. Hij doet dat met een belofte van een lang leven. Doch Hij verstaat hieronder een leven dat met Zijn gunst en liefde zou vergezelschapt gaan en met Zijn wet zou overeenkomen. Indien iemand op hoge leeftijd wandelt op de weg van de zonde en ongerechtigheid, dan geldt Jesaja 65:20: „…maar een zondaar, honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden.”
Ouderdom en godzaligheid beiden te bezitten, is een zeldzaamheid. Mozes die de geslachtsregisters aan het invullen was, kon het niet nalaten toen hij bij Henoch kwam te vermelden dat hij met God wandelde en dat God hem weg nam.
Johan Hofman,Dordrecht
(”Hemel op aarde”, 1704)