Het onderwijs als roeping
Het orthodox-christelijke onderwijs -en niet alleen dat- vervrouwelijkt. Tegenover elke mannelijke pabostudent staan vier à vijf jongedames en van die mannen haakt de helft ook nog eens voortijdig af. Dat is niet alleen erg jammer voor de kinderen, maar ook een teken van onderwaardering voor het onderwijs als roeping in Gods koninkrijk. Vanuit dat perspectief mogen christelijke scholen zich niet neerleggen bij deze tendens.
In de discussie over dit thema klinken verschillende stemmen. Tweede Kamerlid Van Dijk (CDA) pleitte vorige week voor meer mannen voor de klas omdat de meester en de juf rolmodellen zijn. Het is voor de psychische en sociale ontwikkeling van kinderen niet zo goed als ze alleen maar les krijgen van vrouwen. Dat is in een postfeministisch tijdperk een opmerkelijk argument, dat enkele decennia geleden weggehoond zou zijn.Blijkbaar wint het inzicht van het gezonde verstand terrein dat mannen en vrouwen verschillend zijn en dat in de klas een eenzijdig menu schadelijk is voor eetlust en gezondheid. Van Dijk haastte zich om te benadrukken dat hij niet beweert dat mannen beter lesgeven dan vrouwen. Wie echter strikt denkt vanuit feministische vooronderstellingen, zou moeten concluderen dat het geen fluit uitmaakt of er allemaal mannen of allemaal vrouwen voor de klas staan.
Sfeer
Een ander argument in de discussie is de vrouwelijke sfeer op de scholen. Zoals er bij de politie en in het leger gemakkelijk een machocultuur ontstaat waarin vrouwen zich onbehagelijk kunnen voelen, zo kan er op scholen een typisch vrouwelijk klimaat gaan heersen, waarbij mannen gemakkelijk afhaken.
Dat effect is zelfversterkend. Het begint al op de pabo. „Het klinkt anders, het ruikt anders, er zijn andere gesprekken”, zei pabodocent Jan Pouwels onlangs in het tv-programma Netwerk. Voor de meeste jongens is een vrouwencultuurtje niet aantrekkelijk; jongens die voor de pabo kiezen, krijgen onterecht een verwijfd imago.
De meeste ouders zullen niet blij zijn met een school waarop alleen vrouwen lesgeven. In geval van calamiteiten, of gebruik van geweld, is het gewoon veiliger als er een man in de buurt is. Er kunnen zich in de oudere groepen ook situaties voordoen waarbij de jongens liever door een man dan door een vrouw geholpen worden, zoals dat andersom ook voor meisjes geldt. De puberteit begint in de bovenbouw van de lagere school.
Er is vanuit christelijk perspectief niets tegen vrouwelijke leerkrachten op de basisschool en in het voortgezet onderwijs. Zij mogen de gaven die zij gekregen hebben, inzetten om kinderen en jongeren te leren lezen en schrijven of iets mee te geven van het vak waar zij zelf voor warm lopen. Er zijn veel vrouwen die met grote liefde voor de Heere dagelijks de boodschap van Gods Woord doorgeven aan kinderen. Dat is van onschatbare waarde.
Toch moeten er kritische kanttekeningen geplaatst worden bij de feminisering van het onderwijs op christelijke en reformatorische scholen. Het zegt namelijk veel over de onderwaardering van het onderwijs als ”goddelijk beroep”, als roeping voor het leven. De meeste vrouwelijke pabostudenten zullen uiteindelijk de ’ambitie’ hebben om te trouwen en kinderen te krijgen. De klas is voor hen meestal geen levensdoel. Dat betekent een te snelle doorstroming van leerkrachten en dus een gebrek aan continuïteit.
Mede door de schaarste aan leerkrachten blijven moeders werken of ze pakken na enkele jaren hun oude beroep weer op. De eigen kinderen gaan soms naar de crèche of worden in de kring van de familie opgevangen.
In uitzonderingsgevallen kan het nodig zijn voor vrouwen om de opvoeding van jonge kinderen en betaald werk te combineren, maar op sommige scholen lijkt het meer regel dan uitzondering. Het gevolg is een geweldige versnippering. De meeste klassen hebben elke week twee of drie verschillende leerkrachten, soms zelfs op één dag. Het komt voor dat pabostudenten die solliciteren op een reformatorische school een versnipperd rooster aangeboden krijgen om de gaten van werkende moeders op te vullen. Dat is toch merkwaardig.
Inwijding
In een postfeministische wereld houden christenen vast aan het besef dat er een fundamenteel verschil is tussen mannen en vrouwen. Naar Gods oorspronkelijke bedoeling vullen mannen en vrouwen elkaar aan. In het huwelijk leidt dat tot de wonderlijke twee-eenheid, waarin de God van de liefde Zijn beeld en gelijkenis weerspiegelt. Maar die wederzijdse aanvulling is ook belangrijk in de maatschappij. Het is niet goed dat de mens alleen zij en het is ook niet goed als een onderwijsteam eenzijdig is samengesteld.
Alleen in relatie en confrontatie met mannen en vrouwen kunnen kinderen tot ontplooiing komen. Ontplooiing in de Bijbelse zin van het woord, waarbij niet de ontwikkeling van het eigen ego centraal staat, maar de ontdekking van Gods bedoeling. Ont-dekking in letterlijke zin. Het doel van de christelijke opvoeding -en in het verlengde daarvan van het christelijke onderwijs- is de inwijding in het geheim van Gods verborgen koninkrijk. De Schrift spreekt van een mysterion, de verborgenheid der godzaligheid.
Mannen en vrouwen zijn verschillend en hebben een verschillende roeping. Over het algemeen zijn jongens en mannen geneigd om een probleem rationeel te benaderen, zakelijk en oplossingsgericht. De meeste vrouwen hebben een verfijndere intuïtie en benaderen hetzelfde probleem meer gevoelsmatig, probleemgericht. Mannen lopen het risico om over dieper liggende gevoelens heen te walsen, terwijl bij vrouwen het gevaar aanwezig is dat er eindeloos gezanikt wordt, zonder verder te komen. Uiteraard is dit een karikatuur, maar toch… De grote neus in de tekening van een cartoonist zegt wel iets over de omvang van de echte neus.
Veel kinderen vinden een meester leuker, omdat een juf strenger is. Je vraagt je af hoe dat komt? Misschien heeft het te maken met de moeite van de juf om pre-pubers onder de duim te houden. Het tekort aan natuurlijk overwicht wordt gecompenseerd door een extra strakke aanpak.
Mannen en vrouwen gaan ook verschillend om met conflictsituaties. C. S. Lewis schrijft in ”Mere Christianity” (1952) dat een man in het gezin verantwoordelijk moet zijn voor de relaties met de buitenwereld, omdat een vrouw altijd opkomt en vecht voor haar eigen man en kinderen. Een man moet volgens Lewis in conflictsituaties naar buiten treden om de wereld te beschermen tegen het ”gezinspatriottisme” van zijn vrouw. „Als iemand hieraan twijfelt,” schrijft Lewis, „laat ik dan een simpele vraag stellen: Als jouw hond het kind van de buren gebeten heeft of als jouw kind de hond van de buren gepest heeft, wie heb je dan liever op de stoep de buurman of de buurvrouw?”
Ook in de klas speelt de meester bij conflicten een andere rol dan de juf. Zijn nuchtere, rationele en oplossingsgerichte aanpak leidt in normale gevallen snel tot een staakt het vuren. Haar emotionele benadering doet meer recht aan de gevoelens, maar laat een conflict ook gemakkelijk escaleren. Er zijn anderzijds ook situaties waarin nuchterheid schadelijk is. Dat geldt vooral voor kinderen die het psychisch of emotioneel zwaar hebben. Zij zijn gebaat bij een vrouwelijke aanpak.
Eenheidsworst
Het door het feminisme onderdrukte natuurlijke onderscheid tussen mannen en vrouwen, tussen jongens en meisjes wordt bevestigd in het onderzoek van de onderwijskundige Gerda Geerdink van de Radboud Universiteit Nijmegen. Uit haar proefschrift ”Diversiteit op de pabo” (2007) blijkt dat meisjes voor de pabo kiezen omdat zij met kwetsbare kinderen willen werken, terwijl jongens graag iets aan kinderen willen leren. Zij stelt dat mannen de oriëntatie op de buitenwereld meebrengen in de school. Een inbreng die niet gemist kan worden.
Jongens vinden de pabo een meidenopleiding, omdat het lesprogramma te veel gericht is op de behoeften van de vrouwelijke studenten. Hier wreekt zich de eenheidsworst die na de opheffing van de kleuterjufopleiding wordt aangeboden. De jongens willen in de bovenbouw lesgeven, maar zij moeten een groot deel van hun opleiding besteden aan het leren omgaan met kleuters. Een stage in een kleuterklas is verplicht. Dat kan op zich geen kwaad, maar het is te begrijpen dat de meeste zestienjarige jongens zichzelf niet zien zitten in een kring met kleuters.
Het is heel mooi als christenjongeren zich afvragen wat de wil van God is bij de keuze van een toekomstig beroep. Dat is niet altijd van tevoren glashelder. Bij de vraag: „Wat wil de Heere dat ik kies?” past vaak het nuchtere antwoord: „Hij wil dat je kíést.” God leidt het leven immers niet via een soort afstandsbediening, maar via de voorkeuren en interesses die passen bij iemands karakter en vorming.
Jongeren -en vanwege het tekort vooral jongens- zouden zich hardop af moeten vragen waarom zij niet voor het onderwijs kiezen. Wie talenten heeft, mag ze niet begraven. Maar dan moeten de pabo’s ook zorgen dat de opleiding aantrekkelijk wordt voor jongens. Gelukkig is men op de orthodox-christelijke pabo’s hard bezig met een inhaalslag.
Koninkrijk
In de uitleg die de Heidelbergse Catechismus geeft van het vierde gebod wordt voorbijgegaan aan allerlei concrete regels voor de zondagsheiliging. Wel wordt genoemd dat de „scholen onderhouden moeten worden.” Om toegerust naar de kerk te gaan, moeten de mensen leren lezen, rekenen en schrijven. In de middeleeuwen waren de beelden de boeken der leken. De Reformatie heeft een Beeldenstorm gebracht, maar ook een strijd tegen analfabetisme.
De Utrechtse ouderling Justus Vermeer (1696-1745) stelt in zijn catechismusverklaring: „Hoe onverantwoordelijk is het toch, wanneer iemand zeventig of tachtig jaren in de wereld geweest is, en hij kan nimmer lezen. Dan kan hij ook het kostelijke Woord van de levende God niet lezen, waarin de weg der zaligheid is geopenbaard.”
In een catechismuspreek merkte wijlen ds. L. Huisman op: „Voor menig kind is, hetgeen hij op de christelijke school geleerd heeft, het zaad der wedergeboorte geweest. Het ganse onderwijs behoort doordrenkt te zijn van de leer der zaligheid. De autoriteit van het Woord hoort beslag te leggen op alle geledingen van het leven.”
Zo staat naar reformatorische opvatting het hele onderwijs in het teken van het naderende koninkrijk van God. Waarom leren kinderen lezen? Om de Bijbel te kunnen lezen. Waarom leren zij rekenen? Om als christen met de onrechtvaardige mammon om te kunnen gaan. Spelenderwijs ontdekken zij de geheimen van Gods wereld en lezen zij de letters van het schone boek van de natuur dat getuigt van Gods wijsheid en almacht.
Het is vooral te betreuren dat in de postmoderne cultuur dit diepe besef bij christenen teloor dreigt te gaan. Dan maakt het weinig uit of er een man of een vrouw voor de klas staat, als het maar wel een arme zondaar is met een oprecht geloof in Jezus Christus.