Afval van één lid tast hele gemeenschap aan
De toorn van God ontbrandt in het Oude Testament nooit tegen een hele groep als slechts een enkeling de oorzaak van die toorn is. Toch wordt de hele groep aangesproken, sterker nog, beschuldigd. Dat is de waarschuwende boodschap van Joz. 7, de geschiedenis van Achan en de dramatische nederlaag bij Ai. Dr. Wieteke van der Molen promoveerde donderdag in Groningen op de oudtestamentische ban.
In haar proefschrift ”Een ban om te mijden. Bouwstenen voor een bijbels-theologische verkenning” (uitgegeven in eigen beheer), beschrijft Van der Molen (1975) hoe het concept van de ban zich door de oudtestamentische teksten heen ontwikkelt. Ban (”cherem”) wil eigenlijk zeggen: grens, afgrenzing van heiligheid. „Ga je over de grens heen, dan keer je je van God af, begeef je buiten de sfeer van het heilige.”De ban in Joz. 7 werpt een ander licht op de betekenis van oudtestamentische ’oorlogsteksten’ waarin de ban werd toegepast op de volkeren van het land. „Tot nu toe werd ban meestal opgevat als het vernietigen van alles wat adem haalt. Joz. 7 laat niet alleen zien dat de ban werd ingesteld als beschermende maatregel, tegen verleiding tot afgoderij, maar vooral dat het niet in acht nemen van de grens die aangegeven wordt door de ban leidt tot afval en uiteindelijk tot vernietiging van het hele volk.”
De boodschap van Joz. 7 is dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen gemeenschap, vergelijkbaar met de broederlijke vermaning in Mattheüs 18, aldus Van der Molen. „De toorn van God ontbrandt in het Oude Testament nooit tegen een hele groep als slechts een enkeling de oorzaak van die toorn is. Toch wordt de hele groep aangesproken, sterker nog, beschuldigd. Dit betekent dat het hele volk schuldig ís aan een vergrijp jegens de ban. Ze hadden de grens beter moeten bewaken. Als één lid afvalt, heeft dat een effect op de gehele gemeenschap. Die gemeenschap móet ingrijpen.”
Olievlek
Zo ook bij de geschiedenis van Achan. Hij nam van het verbannene en werd niet betrapt of bestraft. Het volk had niet opgelet, de ban niet bewaakt, zoals de opdracht in Joz. 6:18 luidde. Het effect daarvan wordt gedemonstreerd met de mislukte poging Ai te veroveren.
Van der Molen vindt het te eenvoudig om de geschiedenis zo te lezen alsof Achan iets steelt, en dat het volk dáárom gestraft wordt. „Het is ook niet een misdaad met voorbedachten rade die Achan pleegde. Achan wilde zich niet bewust verrijken, maar is voor de verleiding bezweken toen hij het goud, het zilver en de mantel zag. De overtreding van Achan wordt door God getypeerd als een schanddaad, een term die in het Oude Testament meestal gebruikt wordt voor een seksueel vergrijp, waarvan het effect zich als een olievlek uitbreidt.”
Dat uitbreidende effect van de overtreding wordt duidelijk gemaakt in Joz. 7. En dat effect is ook de reden dat Achan zo radicaal verwijderd moest worden uit de gemeenschap. „De gehele gemeenschap is verantwoordelijk voor Achans verwijdering. Dát is dan ook waar de dubbele beschuldiging op duidt: Achan overtrad de regels, maar het volk evenzeer. Zij hebben het al dan niet bewust toegestaan.”
De promovenda vindt het daarom aannemelijk te veronderstellen dat het volk Israël van de daad van Achan heeft geweten. Maar hoe dan ook, het volk was werkelijk in paniek toen het bij Ai volkomen onverwacht een nederlaag leed. „Jozua trekt daarna niet alleen de macht van God in twijfel, maar twijfelt zelfs openlijk aan de wijsheid van God en de trouw aan het volk. Maar dan blijkt dat niet God de vijand is, maar dat het volk zich van God heeft afgekeerd. Dat is het knappe van dit verhaal: De lezer weet vanaf de eerste regel wat er werkelijk speelt, wat de achtergrond is van de nederlaag te Ai, maar Jozua en het volk weten het niet.”
Is deze Bijbelse geschiedenis dan alleen „verhaaltechnisch” een knap verhaal? Van der Molen zegt als Bijbelwetenschapper tegen deze geschiedenis aan te kijken. „Maar of je de Bijbel nu ziet als neerslag van Gods openbaring of als object van kritisch onderzoek, in beide gevallen moet de lezer of de Bijbelwetenschapper de boodschap van het verhaal op het spoor komen en analyseren.”
Geen wraak
De laatste tijd is er onder theologen de nodige discussie over geweld in het Oude Testament en het verschillende godsbeeld in het Oude en het Nieuwe Testament. Een van de referenten van het proefschrift is oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels, die publiceerde over de wraak van God.
De promovenda ziet de straf voor Achan niet als een genoegdoening of wraak van God. „ Bij wraak lijkt het alsof de straf God beter maakt. God is hier echter niet een gewelddadig maar een jaloers God, Die geen andere goden naast Zich duldt. ”Cherem” is iets dat lijnrecht tegenover God staat, dat de andere goden toebehoort. Daar moet het volk ver van blijven. De straf van Achan is een herstel van de oorspronkelijke heiligheid van het volk, een herstel van het verbond. Het hele volk is van God afgedwaald en wordt opgeroepen weer terug te keren.”
De straf van Achan is ondertussen radicaal. Niet alleen Achan, maar ook zijn kinderen, zelfs zijn vee, als symbool van zijn identiteit en levensonderhoud, worden gestenigd. „Zijn nageslacht en toekomst wordt hiermee buiten de groep en buiten de toekomst van die groep met God geplaatst. Ook de kinderen worden gedood. Kinderen zijn het symbool van de toekomst. En de weg die Achan koos moet radicaal, bij de wortel, worden afgesneden.”
Joz. 7 is het enige voorbeeld in het Oude Testament waarbij de toorn van God niet alleen opgeroepen maar ook afgewend wordt. „De daad van Achan wordt niet vergeven. Maar het volk Israël krijgt wel een kans op herstel: Na de heiliging van het volk en de verwijdering van Achan wendt de Heere Zijn toorn. De geschiedenis van Achan is bedoeld als een afschrikwekkend voorbeeld voor het volk om zich niet weer van God af te keren, hoe onbewust ook. Israël kan zich bij het begin van de verovering van het land Kanaän niet permitteren om het verbond nog eens te overtreden.”
Uiteindelijk gaat het bij het toepassen van de ban om het zuiver houden van de gemeenschap. In die zin vertoont de oudtestamentische ban overeenkomsten met de latere ban en mijding in doopsgezinde kringen, waartoe Van der Molen, predikante bij de verenigde doopsgezinde gemeente in Schagen en omstreken, behoort. „Oorspronkelijk werd de ban gebruikt om de doopsgezinde gemeenschap zuiver te houden. In de praktijk is de ban excessief gebruikt met als gevolg een enorme versplintering van bewegingen die elkaar in de ban deden. Het gekke is dat we nu haast in het tegenovergestelde terecht zijn gekomen: We durven de ander nauwelijks te bevragen, nauwelijks onze eigen standpunten hardop te stellen. Het gaat nergens meer over. Veel kerken bezinnen zich op hun identiteit. In mijn ogen zijn ze die identiteit dan al kwijt.”