Arena-gebied snelst groeiende toplocatie
De snelst gegroeide toplocatie voor bedrijven in Nederland is te vinden in Amsterdam-Zuidoost. Afgelopen vijf jaar steeg nergens de bijdrage aan de nationale economie zo hard als in de kantorenwijk rond het voetbalstadion Amsterdam Arena.
Dit blijkt uit een onderzoek dat Bureau Louter uitvoerde in opdracht van weekblad Elsevier. In de top-40 van locaties die in harde euro’s per vierkant kilometer het snelst groeiden tussen 1996 en 2001 neemt Amsterdam een prominente plaats in. Op de eerste vijftien plaatsen duikt de naam van de hoofdstad vijf keer op. De Randstad als geheel is, weinig verrassend, goed voor de meeste toplocaties.
Bureau Louter berekende in euro’s per vierkante kilometer de toegevoegde waarde voor alle bedrijvenlocaties en kantorenwijken van het land. Toplocaties zijn in deze definitie de kantorenwijken, winkelgebieden en bedrijventerreinen waar het meeste geld wordt verdiend ten koste van de minste ruimte. De toegevoegde waarde van het Arena-gebied nam de afgelopen vijf jaar toe met liefst 537 miljoen euro per vierkante kilometer.
Op de lijst met locaties die het meeste opleveren, staat overigens Rotterdam nog bovenaan. Met een toegevoegde waarde per vierkante kilometer van 2,22 miljard euro zijn het Weena en de Coolsingel de grootste ’geldmachines’ van Nederland. In de toptien van toplocaties kunnen alleen het centrum van Leeuwarden en dat van Eindhoven zich met de Randstad meten.
De kaart met toplocaties laat volgens Bureau Louter zien dat er in de Randstad sprake is van de groei van verschillende economische toplocaties, een zogeheten polycentrische ontwikkeling. De centra in de grote steden waar het meeste geld wordt verdiend bevinden zich behalve in de binnenstad vaak aan de invalswegen en langs de ringwegen.
Opvallend is verder de dynamiek van Midden-Nederland. De kaart met toplocaties laat van linksboven naar rechtsonder een schuine band zien. De onderkant is ruwweg de lijn Amsterdam-Maastricht, de bovenkant Almere-Venlo. Intussen is er sprake van een verschuiving in noordelijke richting, zodat als bovenkant van de bandbreedte ook de lijn Amersfoort-Ede kan worden genomen.
Elsevier stelt vast: „In die band was zelfs naar verhouding een grotere dynamiek te vinden dan in de zuidvleugel van de Randstad met Den Haag en Rotterdam.” De toename van economische activiteit in provincies als Brabant en Gelderland heeft de afgelopen jaren overigens geleid tot een toename van het fileprobleem, waarop nog geen enkele politieke partij een afdoende antwoord heeft geformuleerd.
Hoogleraar ruimtelijke wetenschappen aan de Universiteit Utrecht prof. E. Wever veegde woensdag tijdens de presentatie van het onderzoek de vloer aan met de eenzijdige gerichtheid van beleidsmakers op de Randstad. Volgens hem is er sprake van een „nivellering in locatievoordelen”, wat de opkomst van alternatieve locaties in de hand werkt. Het noorden en het oosten van ons land zijn méér dan achtergebleven gebieden die af en toe een zak geld moeten krijgen om bijvoorbeeld een zweeftrein aan te leggen.
„Tegen ’harde’ factoren zoals hoge transportkosten en de beschikbaarheid van arbeidskrachten, woog vroeger een ’zachte’ factor als woonmilieu niet op. Maar de onderlinge verschillen tussen locaties zijn in de afgelopen veertig jaar allengs minder geworden. Daardoor neemt het gewicht van een zachte factor als zichtlocatie, die vroeger van minder belang was, toe.”
De vijf snelst gegroeide locaties buiten de Randstad zijn het Céramique-terrein in Maastricht, het centrum van Groningen, Eindhoven en Tilburg en de locatie Moleneinde in Oss. Elsevier: „Duidelijk is verder ook hoe in een wijdere boog om de grote steden kleinere steden als Amersfoort en Hilversum, en ook suburbs als Nieuwegein, zijn uitgegroeid tot verzamelplaatsen voor de ondernemende en de werkende mens.”
Directeur economische zaken van ondernemersorganisatie VNO-NCW C. Oudshoorn plaatste woensdag de opmerking dat gemeenten nog te weinig samen werken aan een regionaal locatiebeleid. „Het primaat van de ruimtelijke ordening moet liggen bij samenwerkende gemeenten. Maar we zien onvoldoende samenwerking, er wordt onvoldoende gebruikgemaakt van elkaars expertise en creativiteit.”
Oudshoorn zei te bovendien vrezen dat gemeenten steeds minder bereid zijn ruimte te bieden aan industriële bedrijven. Een glanzend kantoor van een hightechfirma roept nu eenmaal minder weerstand op bij de bevolking dan een complex waar rook en lawaai vandaan komt en waar zware vrachtwagens af en aan rijden. „We moeten wel beseffen dat maakbedrijven goed zijn voor 50 procent van de productiviteitsgroei in Nederland.”