Canadese zorgen over pijplijn Afghanistan
De bouw van een door de VS toegejuichde pijplijn voor Turkmeens gas dwars door Afghanistan heen, kan een extra belasting betekenen voor de Canadese troepen in dat land en voor de politici die de inzet van die troepen verdedigen. Dit berichtte het Canadese dagblad The Globe and Mail donderdag.
De bouw van de pijplijn naar Pakistan en India moet in 2010 beginnen en gaat zeker 4,5 miljard euro kosten. Dit hebben de betrokken landen in april afgesproken. De bouw wordt gesteund door Washington dat in deze verbinding een prachtig instrument ziet om in de regio de invloed van energiegiganten Rusland en Iran te verminderen.De regering in Kabul heeft toegezegd dat over twee jaar zelfs in de provincie Kandahar de aanleg ongestoord zal kunnen plaatsvinden. De landmijnen worden opgeruimd en de Taliban verslagen. Juist in die provincie zijn veel Canadese militairen actief. Gaan die dit project beveiligen?, vraagt The Globe and Mail zich af. De krant kopt op de interneteditie dat met de pijplijn „een nieuw front is geopend” in het geplaagde land.
In een donderdag verschenen rapport van de centrumlinkse denktank Canadian Centre for Policy Alternatives stelt de Canadese econoom John Foster dat de regering in Ottawa onvoldoende oog heeft voor de militaire en politieke consequenties van de pijplijn ’TAPI’, Turkmenistan-Afghanistan-Pakistan-India.
Foster erkent dat de pijplijn een zegen is voor de Afghaanse economie, maar over de beveiliging van dit project wordt niet gerept. De Canadezen in Kandahar zouden bewust of onbewust een pion worden in ’een groot geopolitiek spel’ van de VS met Rusland, Iran en India. Op een conferentie in november over de bouw van de TAPI werd veel gesproken over Afghanistan als „brug voor energie in de regio”, maar niet over de veiligheidaspecten in het land.
Afgelopen week nog beklemtoonde de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken, Richard Boucher, dat de regering „een fundamenteel strategisch belang” heeft in Afghanistan, „dat veel verder reikt dan te verzekeren dat het land niet als basis voor terroristen wordt gebruikt”. Dat laatste is de belangrijkste rechtvaardiging voor militair ingrijpen in Afghanistan geweest. De missie wordt nu door de NAVO geleid en heeft de zegen van de Verenigde Naties. Nederland heeft er bijna 1700 militairen naartoe gestuurd. De meesten zijn in de provincie Uruzgan, buiten de geplande route van de pijplijn, gelegerd. Wel zijn Nederlandse gevechtsvliegtuigen en gevechtshelikopters vanaf het vliegveld van de stad Kandahar actief.