Het gezin ten grave gedragen
Terwijl in Nederland de politiek een chaotische aanblik biedt, is in Duitsland alles in kannen en kruiken. Vorige week kwamen SPD en Groenen een regeerakkoord overeen dat afgelopen weekend door de twee partijen werd goedgekeurd en dinsdag koos de Bondsdag Gerhard Schröder opnieuw tot bondskanselier.
In het regeerakkoord schrijven de Duitse coalitiepartners dat ze de „kans hebben om het hele decennium vorm te geven.” In commentaren is schamper op de plannen gereageerd. „Fantasieloos verderworstelen”, schrijft de Neue Zürcher Zeitung. De Financial Times noemt het regeerakkoord „een teleurstellend antwoord op de problemen waarvoor Duitsland staat.”
Voornaamste punt van kritiek: de oorzaken van de Duitse malaise -te dure arbeid en te veel bureaucratie- worden volgens de commentaarschrijvers niet aangepakt. Schröder zet het mes in de uitgaven, maar doet dit halfslachtig. „Met de Europese begrotingscriteria die nodig zijn voor een stabiele euro moet je flexibel omgaan”, zo verontschuldigt zich de regering.
SPD en Groenen leggen de nadruk op een -in hun ogen althans- positief nieuw element: de regering wil de kinderopvang verbeteren. Duitsland moet kindvriendelijk worden. Crèches en scholen krijgen de komende vier jaar 8,5 miljard euro. Groenen-voorman Joschka Fischer wil dat Duitsland een land wordt waar jonge ouders met carrièreplannen kunnen leunen op voldoende kinderopvang.
Waar komt die ruim 8 miljard euro vandaan om dit te financieren? Het antwoord is heel simpel: Het traditionele gezin moet daarvoor opdraaien.
Tot dusver genieten gezinnen waarbij de man werkt en de vrouw thuis voor de kinderen zorgt een zeker belastingvoordeel. Als het aan rood-groen ligt, wordt dit afgeschaft en het geld dat op deze wijze wordt uitgespaard gaat naar de kinderopvang.
Toen de SPD en de Groenen vier jaar geleden aan de regering kwamen was hun eerste doel het bewerkstelligen van maatschappij-politieke veranderingen. De traditionele opvatting van huwelijk en gezin liet de regeringscoalitie varen. De staat was in hun optiek niet meer dan een verzameling mensen die zelf hun samenlevingsvorm mochten invullen. De staat wilde geen samenlevingsvormen propageren of begunstigen, geen enkele wereldbeschouwing wilde men uitdragen. De staat wilde vooral neutraal zijn.
Huwelijken zijn sindsdien niet meer wat ze zijn geweest. En hetzelfde geldt voor gezinnen. Bij de burgerlijke stand mogen mannen met mannen trouwen en vrouwen met vrouwen. Zulke stellen wil men ook geen kinderen onthouden. Daarom heette het zo fraai in het partijprogramma van de Groenen: „Het gezin is daar waar kinderen zijn.” Een nietsvermoedend iemand zou denken: „Dat klinkt prachtig. Hier heb je te maken met een partij die het gezin hoog in het vaandel heeft staan.”
Ja, maar dan niet per se het gezin zoals de Bijbel ons dat voorhoudt: man, vrouw en kinderen. Bij rood-groen is de zorg van de staat voor kinderen niet afhankelijk van het feit of ze met een vader en een moeder opgroeien. Dat mag ook bij alleenstaanden of in een homoseksuele leefgemeenschap gebeuren. De staat kijkt bij zijn financiële verplichtingen tegenover kinderen dus niet naar de situatie waarin deze opgroeien.
Daar valt begrip voor op te brengen: kinderen mogen er niet de dupe van worden dat de ouders voor een bepaalde samenlevingsvorm hebben gekozen. Kwalijk is echter, dat rood-groen de aanval opent op het traditionele gezin door het belastingvoordeel af te schaffen dat het nu nog geniet.
Blijkbaar is het normale gezin een doorn in de ogen van rood-groen. Op de een of andere manier kunnen SPD en Groenen het niet verkroppen dat de meerderheid van de jonge mensen nog altijd de moeder-vader-kind-relatie als levensideaal ziet.
Rood en groen, 68’ers van het zuiverste water, willen dat de vrouw wordt bevrijd uit de zogenaamde slavernij van het gezin. Openlijk wordt dit niet verkondigd, maar het kan bijna niemand ontgaan dat het hun hierom is te doen. Ze verschansen zich dan achter min of meer geaccepteerde formuleringen over het gezin, zodat het lijkt of het welzijn van de kinderen hun aan het hart gaat.
Heel vriendelijk heette het dan ook drie dagen voor de verkiezingen dat „kinderen zich welkom moeten voelen.” De uitspraak was van de vice-voorzitter van de SPD, Renate Schmidt. Zij sprak ter gelegenheid van wereldkinderdag. Ze richtte zich niet tot ouders, maar tot staat en maatschappij. Ze brak een lans voor kinderdagverblijven. Alsof de staat kinderen liefde en aandacht kan geven. Kinderen voelen zich op deze aarde welkom als ze deze zaken van hun ouders ontvangen. De maatschappij kan kinderen geen warm nest bieden, zoals ouders daartoe in staat zijn. Ouders die zelf voor kun kinderen willen zorgen financieel pesten, is niet echt kindvriendelijk. In feite vormt het een aanval op het gezin.
Het is aan de Duitse oppositie deze zaken aan de kaak te stellen. Van CDU/CSU mag dat worden verwacht, maar hebben ze daartoe de moed? Wie dit thema aansnijdt, kan voor ouderwets worden versleten.
Dat is nog maar de vraag. De christen-democraten scoorden bij de bondsdagverkiezingen in Beieren en Baden-Württemberg het hoogst, burgerlijke deelstaten waar nog aan normen en waarden worden gehecht. Dus zo vreemd is het nog niet om rood-groen op zijn gezinspolitiek aan te vallen. Verdienen doen ze het sowieso.