Oecumene heeft last van tegenwind
De oecumenische beweging heeft veel tot stand gebracht vergeleken met de tijd dat kerken elkaar het leven onmogelijk maakten. Toch is het enthousiasme de laatste jaren verflauwd, stelt Peter Feenstra, voorganger van de oud katholieke parochie in Haarlem. „Oecumene lijkt tegenwind te hebben.”
Feenstra zei dit dinsdagavond in Haarlem tijdens een bijeenkomst gewijd aan de toekomst van de Raad van Kerken in de Noord-Hollandse stad. De bijeenkomst was belegd in het kader van het 40-jarig jubileum van de (landelijke) Raad van Kerken, dat aanstaande zaterdag in Utrecht wordt gevierd in het bijzijn van prinses Máxima.Zondag werd een landelijke estafette in gang gezet waarbij vanuit vier uithoeken van Nederland in de loop van deze week een kaars naar Utrecht wordt gebracht. Dinsdagavond werd in Haarlem een kaars overhandigd uit Den Helder. Aan het eind van de avond gaf men de kaars weer door, zodat die morgen in Hoofddorp kan zijn.
Feenstra is niet hooggestemd over de werfkracht van de oecumene. „Als er een oecumenische viering is, zou men meer belangstelling verwachten, maar niets is minder waar. Men beschouwt de dag van oecumenische viering als een vrije dag. Kerken willen niet wezenlijk veranderen als het gaat om zaken als ambt en sacramenten.”
Kerken die zich duidelijk profileren, houden meer mensen vast dan een gemeenschap die de deuren wijd open zet en roept: bij ons moet alles kunnen, aldus Feenstra. „Een liberaal-progressieve gemeenschap gaat te gronde door een progressieve vrijheid.”
Feenstra verwijst naar de Dominicuskerk in Amsterdam, die op „een moderne en bevlogen” manier vieringen houdt, met liederen van onder meer Huub Oosterhuis. „Toch, als ik er was, proefde ik geen vuur dat overslaat op een andere generatie. Ik zag er nauwelijks jongeren en kinderen. Die gaan meer naar EO-Jongerendagen.”
Volgens Feenstra moeten we niet laatdunkend doen over behoudende gemeenschappen als een soort „preseculiere rest.”
Kerken zullen overleven, maar ook veranderen, voorspelt Feenstra. „Confessionele scheidslijnen zullen anders gaan lopen. Nieuwe generaties die heel protestants of heel katholiek willen zijn, zullen dat nooit zo zijn als hun grootouders. Evangelicalen en pinksterkerken zullen ook meedoen. De groei naar meer openheid bij hen is merkbaar. Zij lijken meer de nuance te zoeken, meer voor gesprek open te staan dan twintig jaar geleden, toen ze de oecumenische beweging nog als de kerk van de antichrist zagen.”
Egbert de Lint, voorganger van de protestantse Oosterkerk, vertelt van zijn ervaringen op het gebied van de relatie tussen protestanten en rooms-katholieken. Hij groeide onkerkelijk op, kwam in aanraking met de protestantse kring, waar men na elke maaltijd uit de Bijbel las. Die eerbied voor het Woord maakte diepe indruk op hem.
Hij ging theologie studeren en moest aanvankelijk weinig hebben van het kritisch bestuderen van de Bijbel. „Ik zag de Bijbel als openbaring, een heilig boek, geen profane literatuur, zoals de historisch-kritische methode dat deed.” Toch veranderde zijn visie op de Schrift door kennismaking met theologen als Han Fortman, Hans Küng en Edward Schillebeeckx.
Hij ontdekte waardevolle elementen in verschillende geloofstradities. „Mijn zoektocht naar de Eeuwige heeft zich verbreed. Voor mij ligt de toekomst van oecumene híér: elkaar helpen om bij de tijd te blijven en bij de tijd te komen en daar in gesprek met elkaar te zijn, in alle openheid.”
Hans van Wijk, van de rooms-katholieke parochiegemeenschap Schoten (Haarlem-Noord), stelt dat alle gelovigen de gave van de Geest hebben ontvangen. „Charisma roept enthousiasme op, doet een appel op de gaven van anderen. Het lijkt alsof we allemaal zijn ingedut. Is er nog uitstraling of wervingskracht? Is nog iets te merken van geestesgaven? Wanneer wij sporen van het Koninkrijk van God trekken, moeten we gezamenlijk optrekken en laten zien dat het om de mens gaat, om medemenselijkheid, ieder met zijn of haar eigen inbreng.”
Oecumene staat op het grondvlak onder druk, aldus Van Wijk. Deze wordt beperkt tot plaatselijke gemeenten binnen de Protestantse Kerk en rooms-katholieke parochies. „Er bestaan geen uitwisselingen met andere kerken in Haarlem. Deelnemers zijn alleen de vijftigplussers. Er is minder behoefte aan een eigen sterke identiteit. Maar ook van boven staat de oecumene onder druk, door de instituties. De leiding in de PKN en de Rooms-Katholieke Kerk legt de nadruk op de dogmatische verschillen rond het ambt en de viering van de maaltijd des Heeren.”
Feenstra proeft nog steeds veel frustratie bij mensen over de kerk, zo zei hij tijdens de discussie. „Maar er komt een generatie aan die veel onbevangener in het leven staat.” Gaan we steeds weer terug naar ons eigen, kerkelijke stekje? vraagt de discussieleider. De Lint verwijst naar de recente EO-Jongerendag. „Er worden grenzen gezocht die veiligheid en zekerheid bieden.”
Van Wijk doet er kritisch over: „Het zijn ”events”. Er is een generatie die kickt op dit soort massaliteit. Het lijkt allemaal heel wat, maar je denkt toch niet dat bezoekers op de Wereldjongerendagen geen condoom in de achterzak hebben als ze daar overnachten? Er is een volstrekt nieuwe generatie die zich niet direct bindt aan een club, maar tegelijkertijd zie je een deel ervan zo op duidelijke antwoorden wachten dat ze schuilen bij die kerken die zich sterk profileren. Dan denk ik wel eens: Zijn ze dan te lui om er zelf over na te den- ken?”