Bosniërs procederen in Den Haag tegen Nederland
Twee Bosnische families die de Nederlandse staat hebben aangeklaagd vanwege de dood van familieleden tijdens de genocide in Srebrenica van 1995, hebben maandag voor de rechtbank in Den Haag hun pleidooi gehouden.
Hierin voerde advocate Liesbeth Zegveld namens de families aan dat Nederlandse blauwhelmen met medeweten van de regering moslims moedwillig aan de vijand blootstelden, in overtreding van een naoorlogs Nederlands statuut voor oorlogsmisdaden. Over enkele maanden doet de rechtbank uitspraak.De hoorzitting van maandag betrof twee medewerkers van de VN: Hasan Nuhanovic, een tolk die zijn broer en beide ouders verloor nadat zij van de VN-basis waren geweerd, en Rizo Mustafic, een elektricien die door de Nederlanders van hun basis werd gezet hoewel hij al achttien maanden voor hen werkte. Ook hij viel ten prooi aan de Bosnisch-Servische troepen, die in totaal zo’n 8000 jongens en mannen de dood injoegen.
De zaak wordt gezien als test voor eventuele toekomstige processen voor compensatie aan nabestaanden van het bloedbad. Morgen wordt in Den Haag tevens het pleidooi gehoord in de collectieve zaak van de zogenoemde ”Moeders van Srebrenica” en een tiental individuele eiseressen. Zij willen behalve de Nederlandse staat ook de Verenigde Naties aansprakelijk stellen voor hun verlies. Hun advocaten hebben een bedrag van 2,6 miljard euro genoemd als vertrekpunt voor onderhandelingen over financiële compensatie.
De nabestaanden vinden dat er onvoldoende bescherming is geboden aan de moslims die destijds een toevlucht hadden gezocht in de onder VN-bescherming gestelde enclave Srebrenica. De etnische zuivering door Bosnisch-Servische troepen had plaats nadat zij de enclave zonder verzet van de Nederlandse militairen hadden ingenomen.
Een onafhankelijk onderzoek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie concludeerde in 2002 dat de 450 Nederlandse soldaten die Srebrenica moesten beschermen, met hun lichte bewapening en orders om alleen uit zelfverdediging te schieten, weinig konden uitrichten tegen de troepen van de Bosnisch-Servische legerleider Ratko Mladic. De Nederlandse regering kreeg van de onderzoekers evenwel het verwijt dat zij haar soldaten in een onmogelijke positie had geplaatst en de VN dat ze de Nederlanders geen luchtsteun had geboden. Het rapport leidde tot het aftreden van de regering van premier Kok.
Bert-Jan Houtzagers, die de Nederlandse staat verdedigt, zei dat de omgekomen medewerkers en hun families niet op een lijst van de VN stonden van mensen die beschermd moesten worden. Om die reden kan de Nederlandse staat volgens hem niet aansprakelijk worden gesteld voor hun dood. Houtzagers trok bovendien in twijfel of de rechtbank in Den Haag wel bevoegd is om in deze zaak uitspraak te doen.