Het verhaal achter Obama’s Israëlretoriek
Presidentskandidaat Barack Obama presenteerde zich vorige week voor een van de belangrijkste pro-Israëllobbygroepen als een grotere vriend van Israël dan zijn rivaal John McCain. Is dat zijn ware gezicht of praat hij lobbyisten naar de mond?
In zijn toespraak tot de American Israel Public Affairs Committee (Aipac) beloofde Obama 30 miljard dollar (19,4 miljard euro) aan steun voor Israël, verdedigde hij de recente aanval van Israël op een Syrische kernreactor en beloofde hij zelfs dat hij een „ongedeeld” Jeruzalem als hoofdstad van Israël zou beschermen.Ondanks zijn belofte aan de Palestijnen om „Israël te helpen het doel van twee staten te bereiken”, wekte hij hun grote woede. Volgens Mahmud Abbas, president van de Palestijnse Autoriteit, weet de hele wereld dat Oost-Jeruzalem in 1967 bezet werd. „We zullen geen Palestijnse staat accepteren zonder Jeruzalem.” Na deze kritiek relativeerde Obama direct zijn uitspraken op CNN: „Het is aan de partijen zelf om over deze zaken te onderhandelen. En Jeruzalem zal een deel van die onderhandelingen zijn.”
Wilde Obama zijn pro-Israëlische publiek, dat hem dertien staande ovaties gaf, werkelijk tegemoetkomen, of was het niet meer dan de gebruikelijke campagnepraat?
„Er is veel gezegd over Obama’s anachronistische uitspraken, die zelfs extreem zijn voor de hedendaagse discussie in de Israëlische politiek”, zegt Muin Rabbani, redacteur bij het Middle East Report in Washington. Obama wil ongetwijfeld laten zien dat hij net zo’n betrouwbare vriend van de Joden is als zijn voorgangers, vooral vanwege verdenkingen over zijn eventuele moslimjeugd. „Maar ik denk dat de meeste commentatoren ernaast zitten. Obama is niet gedraaid.”
Natuurlijk, er zijn wel wat onvoorzichtigheden in zijn carrière geweest, zoals opmerkingen over rechten voor Palestijnen, „of zijn contacten met de Palestijnse professor Rashid Khalidi en een diner met ’terreurprofessor’ Edward W. Said. Maar ik heb nooit tekenen gezien dat hij werkelijk een ander beleid voorstond dan dat van de regering-Clinton.”
„De vraag is niet of Obama echt vindt dat hij onpartijdig moet zijn”, zegt Nadia Hijab, mededirecteur van het Instituut voor Palestijnse Studies in Washington, „maar of er genoeg druk op hem gelegd kan worden om onpartijdig te handelen.” Presidenten doen niets meer dan reageren op de diverse belangengroepen, en „Obama is geen uitzondering.”
Verschillende groepen vormen een steeds groter tegenwicht tegen Aipac en andere Joodse en christelijk-zionistische lobbyclubs, zegt Hijab. Hij noemt Palestijnse Amerikanen, liberale en niet-zionistische Amerikaanse Joden en Amerikaanse „realisten”, zoals Stephen Walt en John Mearsheimer, die pas het boek ”The Israel Lobby and US Foreign Policy” hebben geschreven. Het Palestijnse verhaal wordt steeds meer gehoord in Amerika.
Overigens moet niet worden vergeten, zegt Rabbani, dat presidenten helemaal niet zo veel macht hebben om het beleid te beïnvloeden, want daar zitten enorme institutionele, politieke, economische en andere beperkingen aan. „Presidentskandidaten hebben altijd de mond vol van Chinese mensenrechtenschendingen, maar als ze in het Witte Huis zitten, richten ze hun pijlen alleen nog maar op zwakke of vijandelijke staten, zoals Iran en Zimbabwe.” Dus al zou Obama oprecht onpartijdig willen zijn - het is onmogelijk.
En wat is onpartijdigheid in de praktijk? Moet de Amerikaanse hulp afhankelijk worden van de vraag of Israël toegestane wapens -en dus geen clusterbommen- gebruikt? Of van de uitbreiding van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever? Dan zou de door Amerika gegarandeerde straffeloosheid voor Israëli’s op de Westoever moeten worden ingetrokken. „De kansen dat dit gebeurt zijn eenvoudigweg nihil.”
Het is een feit dat Amerikaanse presidenten zich in het algemeen meer pro Israël gedragen dan Israël zelf, en in campagnetijd al helemaal. „We moeten Obama zien zoals hij is - een door en door conventionele Amerikaanse politicus die de bedoelingen heeft een door en door mainstreampresident te worden.”