Oranjegekte raakt refo’s
Voor wie het nog niet wist; bij dezen: Nederland doet mee aan het Europees kampioenschap voetbal. En de eerste wedstrijd, afgelopen maandag, liep ook nog uit op een overwinning. Dat was te horen. Allereerst omdat het maandagavond na negen uur wel erg stil was op straat. Waarbij die stilte enkele malen ruw werd verstoord door gezang, geknal en gefuif. Nederland wordt beheerst door Oranje. Dat gaat de reformatorische kring niet voorbij, want jongeren -maar ook ouderen- willen weten hoe en door wie wordt gescoord.
Natuurlijk is het eenvoudig: op grond van de Bijbel moet de heersende verdwazing worden afgewezen en daarom is elk woord en elke letter die eraan wordt besteed er een te veel. We zijn tegen sportverdwazing, dus we moeten er geen enkele aandacht aan geven, is dan de redenering. Zo simpel ligt dat.Toch is dat iets te gemakkelijk gesteld. Het Europees kampioenschap voetbal beheerst deze weken het maatschappelijk leven. Het is niet alleen het gesprek van de dag, maar het bepaalt ook de vergaderagenda’s. Op momenten waarop Nederland een wedstrijd speelt, zijn in het algemeen de vergaderzalen leeg.
Wedstrijden en hun nasleep tasten blijkbaar ook de volksgezondheid aan. In ieder geval hadden bedrijven redenen genoeg om vooraf bekend te maken dat plotseling ziekteverzuim na een voetbalwedstrijd streng gecontroleerd zal worden. Winkels maakten donderdag bekend vrijdagavond, als Nederland weer moet spelen, de deuren om acht uur te sluiten. Voor een voetbalwedstrijd sluiten de winkels hun deuren, terwijl ze op de zondag gewoon opengaan. En wie boodschappen doet, kan voordeel halen door gebruik te maken van oranjeaanbiedingen. Voetbal beheerst het maatschappelijk leven en wie daarover niet kan meepraten, staat op zijn werk of op school buitenspel.
Ook volwassenen
Het is een illusie te veronderstellen dat dit zich allemaal buiten de gereformeerde gezindte voltrekt. Er zijn overduidelijk aanwijzingen dat het Oranjevirus ook daar is binnengedrongen. Een directeur van een school zei deze week dat dinsdagmorgen „een Oranjegolf” zijn school binnenspoelde. Voor veel jongelui zijn de voetbaluitslagen deze week het onderwerp van gesprek. Daarbij zien voetballiefhebbers van reformatorische afkomst het als een voordeel dat ze vandaag de dag de wedstrijden ook live kunnen volgen zonder dat er een televisie in huis staat. Internet biedt hun immers geweldige mogelijkheden.
Maar niet alleen de puberende jeugd, ook een deel van de reformatorische volwassenen blijkt te zijn bevangen door de Oranjekoorts. Er zijn inmiddels voldoende aanwijzingen dat de belangstelling voor voetbal niet zonder meer taant naarmate de jaren klimmen. De eerste signalen van een onderzoek dat deze krant momenteel doet, wijzen overduidelijk in die richting. Weliswaar doen de meeste ouderen nog de rolgordijnen neer, als ze de wedstrijd volgen -immers het kerkelijk lidmaatschap geeft verplichtingen- maar ze willen het nationale elftal wel zien.
De voorzitter van een agrarische belangenvereniging waar veel mensen uit de gereformeerde gezindte toe behoren, constateerde dat op de maandelijkse vergadering die steevast op de tweede maandag van de maand wordt gehouden, er deze week opvallend weinig aanwezigen waren. Terwijl hij juist dacht dat zijn vereniging niet hoefde te zwichten voor de maatschappelijke druk om de agenda’s aan de wedstrijdschema’s aan te passen.
Het moge duidelijk zijn: de voetbalwedstrijden hebben grote impact op het maatschappelijk leven, ook binnen de reformatorische kring. Dat kan niemand ontgaan. Daar komt nog bij dat er een groeiende groep topsporters is die belijdt christen te zijn. Voor veel reformatorische christenen is deze combinatie van geloof en bal onbestaanbaar. Maar tegelijk zien vooral voetbalminnende jongeren van kerkelijken huize in het optreden van deze christelijke voetballers een krachtig argument dat zij kunnen gebruiken in discussies met hun ouders over het volgen van voetbalwedstrijden. Bijbel en bal kunnen kennelijk dus goed samengaan, zo stellen de jongeren dan. En vergeet ook niet, dat de niet-christelijke wereld die christelijke sportmensen ook met een speciaal oog bekijkt. Maken deze spelers in de praktijk waar wat ze met de mond belijden? zo vragen seculiere voetbalfans zich voortdurend af.
Dilemma
Hoe daarmee om te gaan? Dit alles negeren, is geen optie. Daarvoor is de impact van het voetbalgebeuren te groot. Daarom wordt in kerkelijke bladen, in christelijke tijdschriften, maar ook in prediking en catechese aandacht gegeven aan het tweejaarlijkse sportevenement. Vanaf veel kansels is zondag gewaarschuwd tegen de sportverdwazing, in veel lessen op christelijke en reformatorische scholen is het thema onderwerp van gesprek geweest en ongetwijfeld is in talloze huiskamers gediscussieerd over de sportverdwazing.
Deze krant kan en wil daarbij niet achterblijven. Ook al geldt nog steeds dat sport als zodanig uit de kolommen wordt geweerd. Vanaf de oprichting tot nu toe is het Reformatorisch Dagblad een krant zonder een sportredacteur en daarin is deze krant uniek. Maar dat neemt niet weg dat er in het verleden en ook nu nog aandacht is voor de voetbalgekte, omdat die samenleving en achterban raakt. Een krant stelt immers naar zijn aard aan de orde wat er speelt in de samenleving, doet daar verslag van en geeft daar commentaar bij.
Daarbij staat het RD wel voor dilemma’s. Wanneer de sportverdwazing aan de orde moet worden gesteld, dan ontkom je er niet aan om daarvan een beeld te schetsen. Pas dan kan werkelijk kritiek worden gegeven. Zeker naar jongeren toe geldt dat ze pas bereid zijn te luisteren als er deugdelijke argumenten worden genoemd, die gebaseerd zijn op feiten en niet op gevoelens. Tegen zijn omdat we tegen zijn, overtuigt niet.
Zodra echter een beschrijving van de voetbalgekte wordt gegeven, ontstaat bij sommige lezers de indruk dat de redactie voortaan sport in de kolommen toelaat en dat min of meer goedkeurt. Daarbij wordt dan nog wel eens het argument ingebracht dat door erover te schrijven, mensen in de verleiding worden gebracht om ook maar mee te gaan in de sportverheerlijking. Een argument dat overigens weinig steekhoudend is, omdat Oranje de samenleving in deze weken doordrenkt.
Bal en belijdenis
Evenzo is het een karikatuur te veronderstellen dat voor de redactie voetbalgekte en geloof kennelijk samen kunnen gaan als ze een interview aangaat met een christen-sporter, zoals vorige week. Juist door hem kritisch te bevragen, wil de redactie de redenering die deze sportmensen volgen blootleggen. Niet om daarmee te zeggen dat de combinatie topsport en kerkgang ook een redelijk alternatief is.
De doelstelling van zo’n interview is juist het tegendeel aan te tonen, hetgeen zowel in de vraagstelling als in het begeleidend commentaar duidelijk is gemaakt. Elke jongere die opgegroeid is met de gereformeerde belijdenis zal na lezing van de antwoorden erkennen dat de voetballer het onverenigbare probeert te verenigen. In plaats van naar de kerk te gaan, het voetbalveld betreden, zal geen enkele reformatorische jongen werkelijk goed weten te praten, alle mooie woorden ten spijt.
Jongeren van orthodox-protestantse afkomst beseffen heel goed dat er tussen geloof en gekte een kloof gaapt. Veelzeggend is in dit verband dat Dirk Kuijt, de van huis uit hervormd-gereformeerde speler in het Nederlands elftal, deze week eerlijk zei dat hij in zijn dagelijks gebed niet vraagt om een goede afloop van de wedstrijd. „Ik vind dat je God niet mag vragen om doelpunten.” Kennelijk wringt geloof en voetbal ook voor hem.
De sportverdwazing die ons volk deze weken bezet, is beslist af te keuren. Daar mag geen onduidelijkheid over bestaan. Daarvoor is een belangrijk aantal argumenten aan te voeren zonder daarmee te ontkennen dat het sporten als zodanig, de lichaamsbeweging op zichzelf, gezond is. Want dat laatste is ook waar. Het is heel nuttig wanneer mensen geregeld hun spieren oefenen. Dat aspect wordt binnen de gereformeerde gezindte niet altijd voldoende onderkend. Tegelijk is dat ook een lastig punt, zeker voor ouders. De scheiding tussen toelaatbare activiteiten en ontoelaatbare is soms heel dun en toch hebben ouders de taak hun kinderen die grens met argumenten duidelijk te maken.
Religie
Met de oefening van de spieren die ons lichaam ten goede komt, heeft de topsport echter niets te maken. Wanneer mensen het uiterste van hun lichaam vergen, maken ze van hun lichaam een machine die een zo hoog mogelijk rendement moet opleveren. De omgang met het lichaam als een machine spoort totaal niet met de Bijbelse oproep dat het lichaam een tempel dient te zijn. Overigens vergen niet alleen sporters zelf het uiterste van hun lichaam, maar overvragen supporters dat vaak ook door hun opwinding en drinkgedrag.
Een tweede aspect is dat binnen en buiten christelijke kring men het er inmiddels wel over eens is dat de voetbalgekte religieuze trekken heeft. Voetbalspelers zijn niet alleen helden, maar vaak ook heiligen. Topvoetballer Johan Cruijff werd ooit in Barcelona binnengehaald als El Salvador, dat is de Verlosser. De Nederlandse speler Marco van Basten had in Milaan de bijnaam San Marco, Sint-Marcus. Het is ook niet voor niets dat voetbalfans het stadion van hun club vaak ”de tempel” noemen. Zo geeft de voetbalwereld zelf een religieus tintje aan zijn favoriete sport.
Maar al zou dat niet gebeuren, dan nog zijn er genoeg redenen om de voetbalgekte als afgodendienst te bestempelen. Van voetbal wordt een afgod gemaakt, waaraan geld, gezin en gezondheid wordt opgeofferd. De Oranjekoorts heeft een verslavende werking, die mensen zover brengt dat ze alle remmen losgooien. Het is toch te zot voor woorden om te zien hoe mensen zich deze weken uitdossen en gedragen.
De dienst aan de voetbal eist alles van mensen op, waardoor er voor de dienst van de Heere geen enkele plaats meer is; ’s zondags niet, waardoor Gods dag wordt ontheiligd, maar ook door de week niet. De Heere eist van Zijn schepselen een leven aan Hem toegewijd. Dat verdraagt zich niet met voetbalhysterie.
Tegelijk is het goed te beseffen dat er meer is dan voetbal. Dat zal iedereen beamen. Maar beseffen mensen die niets met voetbal hebben dat zij van nature wel alles met zonde hebben?