Afghanistan wacht nieuwe ramp
Teleurgestelde Afghanen die hebben geprobeerd een nieuw bestaan op te bouwen in hun vroegere woongemeenschap, keren massaal terug naar de vluchtelingenkampen. De voedselhulp dreigt echter in november stil te vallen en een ijskoude winter is op komst. Directeur Austen Davis van Artsen zonder Grenzen (AzG) vindt het onbegrijpelijk dat Nederland Afghaanse vluchtelingen wil terugsturen.
De lijst van problemen waar Afghanistan mee kampt, is volgens de AzG-directeur nog oneindig lang. Het land ligt bezaaid met mijnen, er heerst in veel gebieden extreme droogte en er wordt nog steeds gevochten. Davis snapt daarom niets van het besluit van de Nederlandse regering om het land grotendeels veilig te verklaren en een begin te maken met het uitzetten van Afghanen.
„Afghanistan staat op de drempel van een nieuwe ramp. Wij vinden dat landen vluchtelingen alleen gedwongen mogen terugsturen als ze hun veiligheid en menselijke waardigheid kunnen garanderen. Dat is op dit moment niet het geval. Het simpele statement ”het is veilig” klopt gewoon niet. Ik heb Afghaanse collega’s die bij terugkeer in Afghanistan binnen een paar dagen zouden worden vermoord.”
Dat het land nauwelijks vooruitgang toont, ligt deels aan de internationale gemeenschap, die grote fouten maakt bij de wederopbouw van Afghanistan, vindt Davis. „Zo was besloten dat de omschakeling van de oude munteenheid naar de nieuwe binnen twee weken moest zijn afgerond, terwijl in Europa de omschakeling naar de euro jaren heeft geduurd.”
Een lokale krijgsheer drukte miljoenen dollars aan oud geld en kreeg zo bijna al het nieuwe geld in handen. Davis noemt nog een voorbeeld: „Medewerkers van de Verenigde Naties en de Wereldbank reizen drie weken rond in Afghanistan en menen vervolgens een tienjarenplan te kunnen opstellen voor de restauratie van het land.”
De Britse voedseldeskundige is net terug van een reis naar Afghanistan waarin hij diverse kampen bezocht waar in totaal honderd AzG-hulpverleners werken. Hij kreeg daar verhalen te horen van mensen die hadden geprobeerd een nieuw bestaan op te bouwen in hun oude woonplaats. De Afghanen stuiten daarbij op verschillende problemen.
Davis: „Op het verlaten platteland zijn de wegen onbegaanbaar en is handel vrijwel onmogelijk geworden, terwijl traditionele gemeenschappen daar juist van afhankelijk zijn. De een maakt brood, de ander is smid. Als er geen handel is, heeft iedereen honger.”
Ook het vooruitzicht van de naderende winter drijft volgens Davis Afghanen terug naar de kampen. „Ze vrezen de winter omdat ze dan voedsel moeten kopen en niets kunnen produceren. De voedselprijzen zullen omhoogschieten. Ten eerste omdat het transport zo moeilijk is en ten tweede omdat in november een einde dreigt te komen aan de voedseldistributie van het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties. Schaarste maakt het voedsel automatisch duurder.” Davis schat het aantal mensen dat in zekere mate afhankelijk is van VN-voedselhulp op 7,5 miljoen, ruim eenderde van de totale bevolking.
De etnische Pathanen, van wie velen gedesillusioneerd terugkomen, hebben er nog een probleem bij. Men beschuldigt hen van steun aan de Taliban. Sinds de val van het Taliban-regime worden de Pathanen met de nek aangekeken en bedreigd. Davis: „Premier Karzai wilde in Herat (West-Afghanistan) een aantal Pathanen aanstellen in officiële functies, maar dat ging door hevige tegenwerking van de plaatselijke bevolking niet door.”
De internationale gemeenschap zou volgens Davis meer toewijding moeten tonen om het land structureel op te bouwen. „Er moet eerst een sociale en politieke structuur komen en een minimum aan veiligheid, voordat je bijvoorbeeld scholen gaat bouwen.” Maar acute voedselhulp blijft volgens Davis eveneens onontbeerlijk: „Want anders is er straks niemand meer over om van die scholen gebruik te maken.”