Onverzettelijke bakens
Goethe schreef: Er zijn twee tegenstanders die boksen, de Arianen en de Orthodoxen. En Kohlbrugge zei in een preek over Galaten 5:24: Het Woord Gods moet rumoeren. Toch bestaat er niet slechts beroering in de kerk. Dwars door de onrust heen groeiden -op de bodem van de Bijbel- onverzettelijke bakens: belijdenissen. Als staf om te gaan.
Na Pinksteren breidde de kerk zich uit. Toen zij in omvang toenam, begonnen dwalingen welig te tieren. Die misvattingen berokkenden kerk en christenheid kwaad. Toch valt dat niet enkel uit te leggen als onbruikbare opschudding. Gods handelen heeft vaak twee kanten. Ketterij verzwakte de kerk. Maar via heldere formuleringen versterkte zij haar ook. Met de antwoorden -in de Bijbel en van de oude symbolen- kunnen christenen ook in de religieuze actualiteit nog steeds uit de voeten.Anno 2008 zijn christenen vaak geneigd de puntjes niet al te scherp op de i te zetten. Dat is begrijpelijk. Het is immers hun roeping zich vredelievend te gedragen. „Pas op voor ruzie. Moet er nu nog meer verdeeldheid ontstaan?” Maar waar het aankomt op de kern van het Evangelie, beleed toch de oude kerk de waarheid. Positief. En haaks staand op on-Bijbelse gevoelens. Soms niet zonder hevige strijd. Maar met antwoorden die vele eeuwen later nog altijd houvast bieden.
Ooit zei een Messiasbelijdende voorganger in Jeruzalem tegen mij dat confessies in de kerkhistorie fungeerden als politieke middelen. „Ik respecteer wat mensen in Nicéa, Chalcedon of Westminster gezegd hebben. Maar verder heb ik er niets mee te maken.” Hij ontwikkelde echter als individu op eigen houtje een theologie. Maar is het mogelijk om het nut van de oude confessies zonder schade te bagatelliseren? Dat geloof ik niet. Ik leg -kort na Pinksteren- iets van oud en nieuw naast elkaar.
Gnostiek en judaïsme
De apostel Johannes schreef zijn evangelie laat. Datzelfde geldt voor zijn brieven. Hij bestreed leugenaars, bedriegers, valse profeten. Het lijkt erop dat hij zich al bezighield met het afwijzen van vroeg gnosticisme. En in Kolossenzen 2:2 zegt Paulus dat alle schatten van sofia, wijsheid en gnosis uitsluitend in Christus verborgen liggen. In 1 Timotheüs 6:20 wordt de ”pseudonumou gnoseos”, de valselijk genaamde wetenschap, bestreden. Wie deze aanhangt, is het spoor van het geloof totaal bijster.
De apostel Paulus rekent in zijn zendbrieven af met joodse judaïsten. Hij verdedigt dat heidenen zijn besneden zijn met een „besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden.” Hij schrijft: „Indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.” Ook op het apostelconvent in Jeruzalem is geen plaats voor judaïsme. Toch ontstonden er ten minste drie judaïserende richtingen: Elkesaieten, Ebionieten en Nazareeërs.
Symbool
De grens tussen ketters en rechtzinnig was in die eerste tijd van de vroege kerk nog verre van afgebakend. De kerk was aanvankelijk nog betrekkelijk weinig gestructureerd. Geruime tijd hadden christenen de geschriften die verschenen eenvoudig aanvaard. Dat werd van lieverlee anders. De behoefte aan een canon groeide. De lijst van Bijbelboeken van het Nieuwe Testament werd rond het jaar 190 enigszins definitief. En in een symbool viel de kern van het geloof samen te vatten.
Het woord symbool, als benaming voor een belijdenis, is al heel oud. Als iemand tot de kerk wilde overkomen vanuit een ketterse gemeenschap, had de kerk hem eerst te vragen naar zijn belijdenis: ”interrogent eum symbolum”. Een symbool was oorspronkelijk een kenteken of legitimatiebewijs. Het bestond uit twee helften die bij elkaar pasten. Later kreeg het zodoende de betekenis van een kenmerk, een waardevol herkenningsteken.
Nieuw dwalingen
Zo groeiden de Twaalf Artikelen. Het apostolicum beleed met stelligheid de in het geding zijnde drie-eenheid. Marcion maakte -evenals de zogeheten christelijke gnostici Cerinthus en Cerdo- verschil tussen twee goden. Hij sprak van de wrede God van het Oude Testament, Schepper van het onvolmaakte, en de liefdevolle God van het Nieuwe Testament. Hij zei ook dat de Heere Jezus een schijnlichaam had.
Montanus propageerde het blijvend spreken in tongen. Hij maakte er aanspraak op dat in hem de Heilige Geest, de Parakleet was gekomen. Hij anticipeerde op de toekomst: weldra zou het nieuwe Jeruzalem nederdalen en het duizendjarige rijk aanbreken. Mani bracht de leer van Zarathoestra in het christendom over. Ook Mani kwam via ’openbaring’ aan de weet dat hij de Trooster was.
Dan was er monarchianisme, afgeleid van het woord monarchia, alleenheerser. Dat had diverse verschijningsvormen. Praxeas en Noëtus leerden dat de Vader dezelfde was als de Zoon. De Vader had geleden: het patropassianisme. Sabellius noemde de namen Vader, Zoon, Heilige Geest verschijningsvormen van dezelfde Persoon: modalisme. Paulus van Samosate leerde adoptianisme: de Heere Jezus was slechts mens, maar beter dan wie ook. Daarom was Hij de aangenomen zoon van God.
Positief
Het apostolicum belijdt weliswaar in positieve zin de heilige drie-eenheid, maar het oogt tegelijk alsof er van strijd tegen de genoemde ketterijen eigenlijk geen spoor in te vinden valt. De Twaalf Artikelen belijden immers positief, zonder expliciete dwalingen te veroordelen. Ook de wijze waarop het apostolicum is ontstaan doet vermoeden dat het niet specifiek dwalingen bestrijdt. Het is evenmin door een concilie vastgesteld en in complete vorm geschreven, maar van lieverlee gegroeid.
Of is zijn er toch sporen te vinden van afgrenzing richting ketters? De eerste tekst belijdt dat Jezus is „geboren uit de Heilige Geest en de maagd Maria.” Van het „ontvangen van” de Heilige Geest is nog geen sprake. Is die passage alleen toegevoegd voor verduidelijking? Of is de reden achter die aanvulling dat ketters zich op dit punt onzuiver toonden? Er zijn in elk geval theologen die stellig menen dat het apostolicum vorm kreeg in de strijd tegen de gnostiek en voor de drie-eenheid.
Godheid
Toen de vervolging in de vierde eeuw ophield, bleek het mogelijk echt en formeel te gaan discussiëren. Dwalingen concentreerden zich op de persoon van Christus. Diaken Arius was meer verspreider dan uitdenker. Hij betoogde dat God niet kan bestaan in meer Personen Die de goddelijk natuur bezitten. Jezus is volgens hem Gods Zoon in adoptieve betekenis. De keizer was nu ook christen. Het bleek dus mogelijk concilies te houden. Dat gebeurde in Nicéa.
De kern van het vastgesteld symbool was dat de Heere Jezus ”homo-ousios” was: van hetzelfde Wezen met de Vader. Arius stemde in met het woord homoi-ousios, dat wil zeggen: van een soortgelijke natuur. De woorden „soortgelijk” en „dezelfde” duiden op een belangrijk verschil. Maar ook na Nicéa bleef de godheid van Christus bediscussieerd. Niet meer de godheid als zodanig stond ter discussie. Het ging nu vooral om de wijze waarop de goddelijke en menselijke natuur waren verenigd.
Het concilie van Chalcedon veroordeelde zo Nestorius. Hij legde zo veel nadruk op de twee onderscheiden naturen dat de eenheid van Christus’ Persoon in gevaar dreigde te komen. Het concilie verwierp ook de opinie van Eutyches. Deze leerde dat Christus na zijn incarnatie slechts één natuur bezat. Chalcedon sprak uit dat de naturen van Christus in één Persoon verenigd, desondanks onvermengd, onveranderd, ongedeeld en niet te scheiden waren.
Nog levend
Oude als dwaling getypeerde verschijnselen zijn in de actualiteit nog levend. Vaak is geen sprake van volstrekte overeenkomst. Toch is er soms sprake van raakvlakken. Op onderdelen. Zo leg ik een voorzichtige link van gnostiek naar New Age. Naar ideeën die materie zien als andere, of lagere realiteit. Zou er ook niet een relatie kunnen liggen tussen gnostiek en glossolalie? Dat heeft iets van een manifestatie van het bovennatuurlijke, het stralende loskomen uit het materiële.
Wie televisie kijkt, of naar het radiojournaal luistert, wie dagbladen leest, ontdekt dat de wereld boos is. Niet de mens heet slecht, maar de structuren. En de natuur, het grofstoffelijke, is bedorven. Wie in een God gelooft Die de hand zou hebben in al die ellende, wordt voor gek verklaard. Menige preek laat daaraan ontsnappen door zelfverwerkelijking te beklemtonen van de van nature goede, goddelijke mens. Misschien accentueer ik te sterk. Maar loopt ook hier niet een link naar gnostiek?
Tal van Joden houden volop vast aan eeuwenoude godsdienstige gebruiken die hun identiteit voor een deel bepalen. Bovendien praktiseert -meer of minder; telkens anders- een flink aantal Messiasbelijdende Joodse gemeenten judaïsme. Niet slechts in Israël, maar ook daarbuiten. Het heeft aantrekkingskracht op christenen. Sommige Messiasbelijdende voorgangers menen dat zij behoren vast te houden aan oude ceremoniën: besnijdenis, gebedsmantel en bijvoorbeeld religieuze dans.
Nieuwe jasjes
Oude dwalingen verschijnen in nieuwe jasjes. Theologie met een liberale inslag veronderstelt veelal met Marcion dat de goede God niet verantwoordelijk is voor het lijden in de wereld. Hij begon te snijden in de Bijbelboeken. Ook dat is eigen aan de moderne theologie. Vormen van Marcions antisemitisme zijn sommige evangelische kringen niet vreemd. Voor zover zij de kerk en Israël als twee gescheiden grootheden niet slechts naast, maar ook tegenover elkaar plaatsen.
Ideeën van Mani inspireerden de antroposoof Steiner en diverse theosofische sekten. Een nieuw montanisme krijgt kansen, waar verstand en gevoel niet gelijkwaardig samengaan en waar Geestesgaven -los van de historische, lijdende en opgestane Jezus- tot uiting komen. Waar vinden we dat? Onder andere bij meer extreme pentecostals. En zeker bij sekten die op de een of andere manier anticiperen op een toekomst vol heil.
De donatistische overdoop, soms gepaard met een vijandige houding richting kerk, krijgt vorm in tal van sekten. In sommige situaties valt die vijandige houding ten aanzien van de kerk terug te vinden bij de Noorse Broeders. Het adoptianisme van Paulus van Samosate en Arius is praktijk bij de Jehova’s Getuigen, die de drie-eenheid loochenen. En in zekere zin ook bij Noorse Broeders als zij leren dat Jezus nog zou hebben kunnen zondigen, toen Hij op aarde kwam.
De mormonen -the Church of the Latter Day Saints- loochenen de Bijbelse opvatting van de drie-eenheid en bestrijden met grote stelligheid eveneens het ”filioque” van de geloofsbelijdenis van Nicéa. Ik bedoel: de belijdenis dat de Heilige Geest niet slechts uitgaat van de Vader, maar ook van de zoon. Toen ik een paar weken geleden in Athene op de ”agora” rondliep en het altaar zag voor de twaalf goden van de Olympus, dacht ik: De verwarring is er in de loop der eeuwen niet minder op geworden.
Actueel
Het is verdrietig dat belijdenissen de wereld niets meer te zeggen hebben. Maar het is schokkender als ook christenen in de nieuwe jasjes de oude dwalingen niet meer herkennen. Tegenwoordig heet ietsisme een basis voor christelijke spiritualiteit. De kerk kan slechts tot haar schade toegeven aan deze religiositeit los van de Drie-enige.
De confessie geeft rekenschap van wat de kerk van God gelooft en belijdt - samen met al de heiligen. Het dogma -en in het verlengde de belijdenis- vertelt kort en bondig wat de kerk ziet als het centrale en essentiële van de Bijbelse boodschap. In die zin blijven de oude christelijke symbolen actueel.