Carla Del Ponte dreigt Belgrado met V-raad
De hoofdaanklaagster van het Joegoslavië-tribunaal heeft maandag aangekondigd Joegoslavië voor de VN-Veiligheidsraad te slepen als het blijft weigeren mee te werken met het VN-tribunaal in Den Haag.
Zij deed dit maandag na afloop van een onderhoud in Belgrado met de Joegoslavische minister van Buitenlandse Zaken, Goran Svilanovic, en de Servische premier, Zoran Djindjic.
Carla Del Ponte zei zeer teleurgesteld te zijn over de medewerking van Belgrado. De inzet van de Joegoslavische autoriteiten om verdachten van oorlogsmisdaden op te sporen is volgens haar niet afdoende. „We hebben zo veel voortvluchtigen waarvoor een arrestatiebevel is uitgegaan, maar die niet zijn opgepakt”, zei zij.
Volgende week wil zij een formele aanklacht tegen Joegoslavië indienen bij de Veiligheidsraad, die het land kan bestraffen voor het weigeren van medewerking aan het VN-tribunaal.
Svilanovic erkende maandag dat er meer moet worden gedaan om verdachten van oorlogsmisdaden voor het gerecht te krijgen. Desnoods moet de wet veranderd worden als dat obstakels kan wegnemen voor een betere samenwerking, zei hij. „Het tribunaal in Den Haag is een onderdeel van ons verleden, dat we moeten accepteren”, aldus de minister.
Ook de EU-ministers van Buitenlandse Zaken, die maandag in Luxemburg bijeenkwamen, waarschuwden dat onvolledige Joegoslavische medewerking met het VN-tribunaal „een serieus gevaar zou zijn voor een verdere beweging richting de Europese Unie.” Zij benadrukten dat ieder land zich moet inzetten voor het tribunaal, ongeacht zijn binnenlandse wetgeving.
Del Ponte herhaalde in Belgrado haar oproep aan de Joegoslavische regering om de twee belangrijkste nog voortvluchtige verdachten van oorlogsmisdaden, Radovan Karadzic en Ratko Mladic, te arresteren en uit te leveren. Volgens Del Ponte verblijft Mladic onder militaire bescherming in Joegoslavië, maar de autoriteiten daar ontkennen dat stelselmatig.
Karadzic was de leider van de Bosnische Serviërs tijdens de oorlog in Bosnië. Sinds 1997 is hij voortvluchtig, evenals de Bosnisch-Servische legerleider Ratko Mladic, die de opdrachtgever zou zijn geweest van de massaslachting van 8000 moslimmannen na de val van Srebrenica in 1995. Beiden zijn door het Joegoslavië-tribunaal aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden en volkerenmoord.
Na afloop van de bijeenkomst met Svilanovic kondigde Del Ponte nog aan dat zij hem de namen van drie nieuwe verdachten van oorlogsmisdaden had gegeven. Zij zouden betrokken zijn geweest bij de moord op de 8000 mannen uit de moslimenclave Srebrenica.
De aanklachten tegen Drago Nikolic, Vujadin Popovic en Ljubisa Beara dateren al van begin dit jaar, maar ze werden pas maandag vrijgegeven. De drie zouden gevangengenomen moslimmannen en -jongens uit Srebrenica hebben vermoord en hebben geholpen tienduizenden moslimvrouwen en -meisjes uit de enclave te verdrijven.
Volgens de aanklacht hebben de drie ook meegewerkt aan de onthoofding van tachtig tot honderd moslims in de stad Potocari op 12 juli 1995. Ze maakten deel uit van een criminele organisatie die werd geleid door toenmalig legerleider Ratko Mladic, aldus de aanklacht.