Vluchtelingen willen in Pakistan blijven
Meer dan 1,75 miljoen Afghanen zijn volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR sinds maart naar hun vaderland teruggekeerd. Maar een groeiend aantal van hen houdt het in Afghanistan voor gezien en vertrekt weer.
„Ik had verwacht hier werk te vinden, maar er is niets. Ik kan mijn gezin amper voeden”, zegt de 46-jarige Fatah. „In Pakistan waren we beter af. Ik wil weer terug.” Het probleem voor de meesten is dat zij dat eenvoudigweg niet kunnen betalen.
De UNHCR zag eind augustus de eerste Afghaanse gezinnen naar Pakistan terugkeren. De aantallen liepen half september op en nu trekken wekelijks ongeveer 1200 mensen over de grens, zegt UNHCR-woordvoerster Maki Shinohara.
Hun beweegredenen lopen uiteen. Sommigen gaan ieder jaar naar buurland Pakistan. Peshawar, over de grens in Pakistan, blijft warm, in tegenstelling tot Afghanistan met zijn gure winters. Anderen gaan weer omdat er in eigen land geen banen zijn, geen scholen of betaalbare huisvesting. Voor sommigen is de reden ook dat Afghanistan minder veilig is dan zij hadden gedacht.
Fatah is weduwenaar. Met zijn zes kinderen woonde hij als vluchteling in Pakistan toen hij besloot dat het veilig genoeg was in Afghanistan om naar zijn land terug te keren. Hij verkocht de kar waarmee hij groente aan de man bracht en laadde zijn spullen in een vrachtwagen van de UNHCR. Op zijn bestemming aangekomen kreeg Fatah een zak tarwe, een stuk plasticfolie en een bedrag van 60 dollar. Daarna was hij op zichzelf aangewezen.
„We hebben gezocht naar een betaalbare woning, maar van geen enkel huis konden we de huur opbrengen. Wij zagen andere ex-vluchtelingen en hebben hun of wij naast hen konden komen wonen.”
Fatah woont nu met zijn kinderen gratis in een voormalige schoenenfabriek. Het pand ziet eruit alsof het door een aardbeving is getroffen. Een hoek op de bovenverdieping zit vol kogelinslagen en is half ingestort. Het puin vormt een boog die de bewoners beschutting biedt.
Het onderkomen van Fatah, op de begane grond, is een klein betonnen hok dat dient als woonkamer, eetkamer en slaapkamer, al naar gelang het tijdstip van de dag. De toegang, die wordt afgesloten met een deken, lijkt met een moker uit de muur te zijn gehakt.
Afghanistan heeft in januari van internationale donors 4,5 miljard dollar voor de wederopbouw toegezegd gekregen. President Hamid Karzai zei vorige week dat daar nog maar 890 miljoen euro van was ontvangen, geld dat bijna in zijn geheel naar de VN en particuliere hulporganisaties was gegaan.
Het verschil in levenswijze tussen Fatah en de buitenlanders die gekomen zijn om mensen zoals hem te helpen, is enorm. VN-medewerkers rijden in terreinwagens door de straten van Kabul. Boven op hun salaris krijgen zij een dagvergoeding die honderd keer zo hoog ligt als die ene dollar per dag die Fatah kan verdienen, als hij tenminste het geluk heeft om werk te vinden op een bouwplaats.
Bitter weinig hulp sijpelt door naar de verwoeste stegen van Kabul, waar naar schatting 500.000 teruggekeerde vluchtelingen zijn neergestreken.
„Massa’s hulporganisaties zijn hier langs geweest om onze namen op te schrijven, maar daarna zijn ze niet meer gekomen”, zegt Sher Aqa, een andere bewoner van de verwoeste schoenenfabriek.
Shinohara zegt dat alle hulporganisaties voorraden levensmiddelen en hulpgoederen aanleggen met het oog op de komende winter. Fatah heeft aan één kant van zijn huis handdoeken en dekens voor de glasloze ramen gespannen tegen de gure wind ’s nachts. Hij zegt het nog een paar weken in Kabul te willen uithouden, maar Aqa, een 24-jarige timmerman, houdt het al voor gezien.
„Als ik kon, zou ik vandaag naar Pakistan teruggaan. Maar ik kan het niet betalen. Wie wil er in Kabul blijven zonder werk en zonder verwarming? De winter staat voor de deur.”