Prof. Douma trekt nog eenmaal fors aan de bel
Het rapport van de commissie-Cnossen dat de deur voor homo’s als vertegenwoordigers van de ChristenUnie op een kier zet, „breekt met de oude partijlijn.” Dat stelt prof. dr. J. Douma, gereformeerd vrijgemaakte emeritus hoogleraar ethiek. Hij denkt dat CU-leden drukker zijn met hun vakantie dan met het heil van de partij.
Het rapport van de commissie-Cnossen doet in de ChristenUnie veel stof opwaaien. Prominenten uit evangelische en orthodoxe hoek verlaten de partij als het congres op 14 juni de lijn van Cnossen en het partijbestuur overneemt. Ook Douma kondigt aan dat hij de partij verlaat als het congres het partijbestuurvoorstel over de gedragscode omarmt.Zoals bekend adviseert het partijbestuur aan de leden geen lijstje op te stellen met gedragingen waaraan ChristenUnievertegenwoordigers wel of niet moeten voldoen. De Bijbel als uitgangspunt is voldoende. Met degenen die in aanmerking willen komen voor vertegenwoordigende functies moet het desbetreffende bestuur een professioneel selectiegesprek voeren. Het hebben van een homoseksuele relatie is daarbij „een relevant” gegeven, maar niet bij voorbaat een blokkade om een vertegenwoordigende functie te kunnen vervullen. Het gaat erom of iemand „geloofwaardig” de standpunten van de partij kan vertolken.
Het partijbestuur betitelt zijn voorstel en de lijn van het rapport van de commissie-Cnossen als „principieel.” Vindt u dat terecht?
„Er staan veel principiële opmerkingen in, maar ze krijgen naar de praktijk van vandaag toe niet de uitwerking die ik eraan wil verbinden.”
Ben u voorstander van een ’zondenregister’ in de gedragscode?
„Ik kan mij het standpunt van de meerderheid voorstellen, en ben daarom ook niet helemaal gelukkig met het minderheidsrapport van Meindert Leerling. Een register is helemaal niet nodig. De commissie had wél duidelijk moeten maken wat haar mooie formulering over het aanvaarden van de Bijbel betekent voor de vraag of praktiserende homoseksuelen de partij kunnen vertegenwoordigen. Zij formuleerde dat het gezaghebbende Woord van God leiding moet geven aan heel het doen en laten van de vertegenwoordigers van de ChristenUnie. Dat is prachtig. Maar op grond daarvan had zij tot de conclusie kunnen komen dat de homoseksuele levenswijze, waarin men zich met lichaam en ziel aan een partner verbindt, in strijd is met de Bijbel.”
Had een dergelijk rapport er ook gelegen als de CU niet in de regering zou zitten?
„Ik weet dat niet. Ik zie een zodanige verschuiving in opvattingen, met name binnen de gereformeerde vleugel van de ChristenUnie, dat ik me afvraag of regeringsdeelname het proces van meningsverandering versneld heeft. Het is in elk geval heel duidelijk dat met de oude partijlijn gebroken wordt als dit rapport binnenkort zal worden aanvaard.”
Wat doet macht met mensen?
„Macht corrumpeert veel mensen, en ook christenen zijn daarvoor niet immuun. Het is uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk, christelijke politiek te bedrijven in een geseculariseerd land. Dat ervaart ook de ChristenUnie. Men kan niet regeren en doen alsof alle standpunten van de ChristenUnie te realiseren zijn. Hooguit valt er wat af te remmen. Maar als deze partij zich verzet tegen het homohuwelijk, maar nu toch ook de deur openzet voor vertegenwoordigers die in een homorelatie leven die als twee druppels water op zo’n homohuwelijk lijkt, zwicht de christelijke politiek voor de druk van buiten. Wordt het rapport van de commissie-Cnossen aanvaard, dan is dat verlies voor de ChristenUnie en winst voor de homobelangenorganisatie COC.”
Hoe geloofwaardig is de ChristenUnie nog als christelijke politieke partij als het congres het partijbestuursvoorstel aanvaardt?
„De geloofwaardigheid van de partij loopt in mijn ogen een flinke deuk op. Maar als ik merk hoe weinig belangstelling er op de avonden is die het partijbestuur op dit moment organiseert om de CU-leden in het land van het gelijk van het rapport te overtuigen, dan denk ik niet dat velen er wakker van liggen. Ze zijn drukker bezig met de vakantie -vermoed ik- dan met het heil van de ChristenUnie.”
Blijft u zelf in de partij als lijn-Cnossen wordt overgenomen?
„Als het rapport wordt aanvaard -zo kondig ik ook vandaag in het Nederlands Dagblad aan- blijf ik geen lid meer van de ChristenUnie. Ik zal de tijd die mij nog gegeven is, partijloos door het leven gaan. Die consequentie gaat mij aan het hart. Maar als velen inslapen, lijkt het mij nuttig nog één keer fors aan de bel te trekken. Ik ben altijd met overtuiging lid van het GPV geweest en later ook van de ChristenUnie. Ik heb die ontwikkeling van het exclusieve GPV naar de bredere ChristenUnie meegemaakt en in publicaties ook bevorderd. Maar een partij is slechts een partij. Die timmer je principieel niet voor honderd jaar dicht en soms zelfs niet voor tien jaar, zoals we nu merken. Aan de gereformeerde kerken die ik als hoogleraar gediend heb, zie ik ook wel tekenen van verval. Maar van die kerk neem ik geen afscheid, van de partij gemakkelijker. Ik haat alle gedraai als het antwoord klip-en-klaar moet zijn.”
Welke theologische verschuiving gaat er schuil achter het rapport van de commissie-Cnossen?
„Veel theologie komt er in het rapport niet aan te pas. Allerlei zaken worden geponeerd, zoals ze dat vroeger ook werden. Alleen de consequenties van een en ander zijn nu ineens minder duidelijk. Dat heeft, geloof ik, niet veel met theologie te maken, maar wel met de tijd waarin we leven. Nu gaan ook onze mensen sterk op hun gevoel af. Als iemand zegt dat hij homoseksueel leeft en toch de Heere Jezus met heel zijn hart dient, ben je eigenlijk verplicht daar geen woord kwaad van te zeggen.”
Wat is het verband met de EO-invloed, die een sterke nadruk legt op de oecumene van het hart en op relativering van de leer?
„Dat zal zeker wel invloed hebben. Alleen liggen de zaken ingewikkelder. Ik kan over de ernst van een homoseksuele levenswijze op het ogenblik beter met veel evangelischen praten dan met sommige gereformeerde kopstukken. Ik ben nimmer een EO-fan geweest en zal het ook niet worden, maar ik moet wel zeggen dat ook deze omroep in vroeger tijden een ander geluid liet horen over homoseksualiteit dan nu.”
Ziet u ook een relatie met de verminderde beleving van vreemdelingschap in de CU-achterban?
„Het gaat er maar om wat je met vreemdelingschap bedoelt. Ik zie soms in de achterban van de SGP een beleving van de vreemdelingschap die ik onjuist vind. Dat verhindert mij SGP’er te worden, nog afgezien van het feit dat ik niet inzie waarom vrouwen uitgesloten moeten worden van vertegenwoordiging van de partij naar buiten. Als vrouwen niet mogen regeren, moeten we ook onze koningin wat anders laten doen.
In de ChristenUnie, zeker bij de gereformeerde achterban, was er vroeger zo veel enthousiasme over het cultuurmandaat dat het leek alsof we de wereld politiek voor Christus moesten veroveren. Dat heeft tot verwereldlijking geleid. De grootste invloed op allerlei wendingen van orthodox naar (meer) vrijzinnig schrijf ik echter niet toe aan theologische veranderingen, maar aan het alledaagse verschijnsel dat het ons mensen beter ligt om ons aan te passen aan de smaak van de wereld dan ons als oprechte christenen te profileren.”