„Gemeente moet open vindplaats van God zijn”
Religie is in. Van veel kanten wordt beweerd dat de kerk veel meer zou moeten profiteren van de kansen die de terugkeer van de religie haar biedt. Ds. W. Dekker, studiesecretaris van de IZB, heeft zijn bedenkingen.
De predikant sprak woensdag in Nijkerk op een bezinningsavond van de IZB, vereniging voor zending in Nederland, over ”Nieuwe religiositeit, teken van hoop of verder verval?” In 1997 sprak hij ook over dit thema. Toen was hij al niet optimistisch over de vraag of de kerk veel zou winnen bij de nieuwe aandacht voor religie. Hij zei woensdag daar helaas helemaal gelijk in te hebben gekregen. Op de vraag hoe het komt dat sommige gemeenten wel werfkracht hebben en andere niet, verklaarde hij dat we in de spiegel moeten durven kijken en ons afvragen of de eigen gemeente een open en uitnodigende vindplaats van God is. „Als dat niet zo is, moeten we bereid zijn dingen te veranderen. Een open gemeente zijn, die getuigend, liefdevol en wervend in de wereld staat, is heel iets anders dan inspelen op nieuwe religiositeit.”Nieuwe religiositeit is volgens ds. Dekker in veel gevallen een terugkeer van oud heidendom in een nieuw jasje. „Dat oude heidendom moet ons en onze kinderen niet te pakken krijgen.” De kans dat dat gebeurt, is volgens hem heel reëel. „We zijn van nature heidenen. Een mens is van huis uit geen Godzoeker, wel een gelukzoeker. Christenen zijn we alleen door een nieuwe geboorte van boven.” Hij zei deze noties in de breedte van de Protestantse Kerk in Nederland vaak te missen als het gaat over de kansen die de kerk zou laten liggen met betrekking tot het inspelen op de nieuwe religiositeit. De huidige belevingscultuur wordt volgens hem een zeer gemakkelijke invalspoort voor de algemene religiositeit. „Veel van wat onder de vlag van ”evangelisch” wordt verkocht, is een doorgangshuis naar algemene religiositeit.”
Ds. Dekker ziet het tijdperk van de nieuwe religiositeit eerder als een bedreiging dan als een uitdaging. „De kans dat wij erdoor worden aangetast is vele malen groter dan dat ”ietsisten” weer gaan vragen naar de God van de Bijbel.”
Toch wil de studiesecretaris het hoofd niet in de schoot leggen. „De vraag die ons moet bezighouden is hoe kleiner geworden gemeenten principieel en praktisch kunnen overleven vanuit een nieuw geloof. De zegen van het gemeente-zijn hangt niet af van grote getallen.” Hij pleit verder voor herijking van het geloof aan de Schrift en de grote traditie van de kerk. Ook bepleitte hij vorming en toerusting van gemeenteleden om missionaire gesprekken te kunnen voeren.
Daarnaast zijn er volgens hem meer verschillende vormen van erediensten nodig dan nu wordt gepraktiseerd, „maar nooit met het doel om maar zo veel mogelijk mensen te bereiken.” „We worden niet verder geholpen door leuke, laagdrempelige diensten te organiseren, die sommige mensen een goed gevoel geven, maar waar de huiver en de verrukking over wie de levende God is ten enenmale ontbreken.”
Kinderbijbelgeloof
„Hoewel de religiositeit in de samenleving kansen biedt om iets van het Evangelie door te geven, moeten we ons niet rijk rekenen”, vindt dr. A. Markus, missionair predikant te Utrecht, in zijn coreferaat. In tegenstelling tot ds. Dekker beschouwt ds. Markus nieuwe religiositeit niet als een gevaar waar Bijbelgetrouwe christenen maar niet op moeten inspelen. Nieuwe religiositeit is volgens ds. Markus niet iets wat vanbuiten bedreigt, maar vanbinnen. „Het sijpelt in ons hart via de media, via films, via literatuur. Je ervoor afsluiten lijkt ingegeven door angst. Een gettomentaliteit zal ons niet beschermen. Het werpt een onnodige barrière op voor mensen van buiten”, aldus ds. Markus.
Ds. Markus maakt zich meer zorgen over de grote vanzelfsprekendheid die bij orthodoxe christenen heerst. Hij constateert een groot gehalte aan „kinderbijbelgeloof”: het Evangelie versimpeld tot een aantal vanzelfsprekendheden. „Terwijl de kern van het Evangelie van de gekruisigde en opgestane Christus voor ons vreemd is en blijft”, aldus ds. Markus. „We moeten zelf beleven dat het kruis een ergernis en dwaasheid is en dat je toch gered bent. Grote kans dat, als je dat naar jezelf en naar anderen echt weet te verantwoorden, er dan ook enthousiasme over het Evangelie ontstaat.”