„Nederlands Forensisch Instituut kan efficiënter werken”
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan „efficiënter” werken.
Dat zei directeur Tjark Tjin-A-Tsoi dinsdag tijdens een persconferentie waarin het jaarverslag over 2007 werd toegelicht.De NFI‑directeur wees erop dat zijn organisatie nu een systeem heeft om de tienduizenden sporen van allerlei aard systematischer dan voorheen te bewaren en te transporteren binnen het gebouw.
Hij juicht het toe dat het NFI concurrentie heeft gekregen, nu bijvoorbeeld ook The Maastricht Forensic Institute forensisch onderzoek aanbiedt. Volgens de NFI-directeur houdt concurrentie zijn organisatie scherp.
Tjin-A-Tsoi wees erop dat het NFI in een turbulente fase zit, mede omdat justitie de laatste jaren steeds vaker een beroep doet op onderzoek naar technisch bewijs. In tien jaar tijd groeide het personeelsbestand van 238 naar 500 medewerkers. De DNA-databank groeit jaarlijks.
De NFI-directeur stelde dat er in de toekomst meer gewerkt moet worden aan de „objectivering van een deskundigenoordeel.” „Een rapport van het NFI moet niet afhankelijk zijn van de persoon die het schrijft, maar moet gebaseerd zijn op wetenschappelijk getoetste feiten.”
Volgens de NFI-baas is de tijd voorbij dat de oordelen van het NFI „blindelings” worden geloofd. Rond zware (moord)zaken zullen discussies zich toespitsen op bijvoorbeeld de vraag hoe DNA van een verdachte ergens terecht is gekomen.
Tjin-A-Tsoi stond ook stil bij de geruchtmakende DNA-vondst in de Puttense moordzaak. Vorige week bleek dat het NFI heeft vastgesteld dat een spermadruppel die op lichaam van de vermoorde Christel Ambrosius is gevonden, afkomstig is van een 33-jarige man uit Delft. Hij was ten tijde van de moord woonachtig in Putten. De NFI-directeur spreekt van een „beroemde match.” Hij wees erop dat er wekelijks ongeveer vijftig matches worden gevonden, waarbij dus een bij het NFI ingeleverd DNA-profiel gekoppeld kan worden aan een profiel in de DNA-databank.