„Stijging van de prijzen of niet, mijn trouwfeest gaat door”
„Ik verdien niets als we steeds stilstaan”, zucht Meutli in het drukke centrum van Jakarta. De 45-jarige taxichauffeur hoopte lange tijd al sparend zijn eigen auto te kunnen bezitten. Maar nu is elk dubbeltje nodig om eten te kopen. Meutli moet steeds vaker overdag naar huis om geld te brengen. „Anders is er te weinig voor de boodschappen.”
Meutli’s vrouw Shinta past thuis op de drie kinderen in Bintaro, in West-Jakarta. Zijn oudste zoon gaat naar de middelbare school, maar Meutli weet niet of hij die kan afmaken. „Alles is nu duur. Ooit droomde ik ervan mijn eigen huis te kopen. Nu ben ik blij als ik deze maand overleef.”Indonesië beleefde weliswaar een goede oogst en hoefde dit jaar geen rijst te importeren. De internationale rijstcrisis bleef het land zo gedeeltelijk bespaard. Eind januari ontstond er echter paniek. De prijs van tahoegerechten verdubbelde, toen de overstap van Amerikaanse boeren van sojabonen op palmolie en mais een groot tekort veroorzaakte. Noodsubsidies van de regering hielpen de honderdduizenden tahoehandelaren uit de brand.
Maar nu staat de Indonesische regering door de hoge olieprijs opnieuw onder druk. Ditmaal wil Jakarta de zwaar gesubsidieerde benzineprijzen met 30 procent verhogen om een crisis te vermijden. Intussen schat het Bureau voor de Statistiek (BPS) dat deze benzineprijsverhoging ten minste 36 miljoen mensen volledig in de armoede zal drijven.
Momenteel lijken Indonesiërs de prijsstijgingen te slikken, ook al is het een bittere pil. Massale protesten zijn er nog niet geweest. Maar een verhoging van de benzineprijs kan de druppel zijn voor de Indonesische lagere midden- en onderklasse, een kleine 80 procent van de bevolking.
De geplande verhogingen zijn het gesprek van de dag op de Pasar Senen, een van de grootste markten in Jakarta. „De prijzen zullen weer stijgen. Begin dit jaar was een kilo groene pepers slechts 11.000 roepia (75 cent). Nu kost een kilo 30.000 roepia (2 euro). En de prijs van bloemkool is nu al gestegen van 4000 roepia (30 cent) per kilo naar 10.000 roepia (65 cent)”, vertelt Adi.
De 20-jarige marktverkoper uit Midden-Java kan steeds moeilijker rondkomen met de 400.000 roepia (29 euro) die hij maandelijks verdient. Gelukkig kan hij op de markt slapen en is hij nog ongetrouwd. Voor een standplaats betaalt Adi slechts 20.000 roepia (1,4 euro) per dag.
Hij werkt bij de groentezaak van oom Sunarto. Ooit was die fabrieksarbeider in Solo. Nu woont, werkt en slaapt hij al vijftien jaar achter zijn groentestal op de Pasar Senen.
Ook oom Sunarto maakt zich zorgen. De prijs van kunstmest is gestegen, dat maakt de Indonesische groente duurder. En dan de komende verhoging van de benzineprijzen. „Veel groente komt uit Bandung. Transport kost 350 roepia per kilo. Dat stijgt straks naar 500 roepia”, vertelt Sunarto. De afgelopen twintig jaar kon hij drie van zijn zes kinderen naar de universiteit sturen en bouwde hij een mooi huis in een buitenwijk van Solo, Midden-Java. Maar de tijden zijn veranderd.
De zestigjarige ondernemer oogt nog fit, maar de afgelopen maanden waren loodzwaar. „Ik moet elke maand langer op mijn geld wachten, ik houd zo niets over.”
Sunarto’s dochter Tia heeft tijdens het avondeten van groentesoep, rijst en kip schoon genoeg van de klaagzang van haar vader. Het komende huwelijk van neef Adi is volgens haar veel interessanter. „Stijging van voedsel en benzine of niet, mijn trouwfeest gaat gewoon door”, lacht Adi in de volle huiskamer. Hij gaat met zijn bruid zolang bij zijn ouders wonen. „Een eigen huis kan niet, want ik heb geen geld. Maar een kind willen we meteen. En dat is puur in Gods handen.”
Dit is het vierde artikel in een serie over de gevolgen van stijgende voedselprijzen voor de armen in de wereld.