„Zending leer je vooral kennen uit biografieën”
Voor een eerdere generatie was het een begrip: ”De kerk op mars” (1958) van onderwijzer P. A. de Rover. Het ”Vertel- en voorleesboek van de geschiedenis der zending” bracht duizenden leerlingen de eerste kennis bij van de geschiedenis van de zending. Drs. I. A. Kole herschreef het al lang niet meer te krijgen boek en vulde het aan met nieuwe verhalen.
Het boek van De Rover was een aanvulling op zijn vertelboek der kerkgeschiedenis, getiteld ”De strijdende kerk”. Daarvoor schreef hij zijn Bijbelse geschiedenis ”Naar ’t heilig Blad”.In het voorwoord van ”De kerk op mars” schrijft De Rover: „Hier is de kerk op mars, de kerk in de aanval.” Hij spreekt de wens uit dat dit boek, dat een geschiedenis van de wereldzending in vertelvorm wil zijn, mag strekken „tot eer van Hem, Die ons roept tot de daad.”
De nieuwe titel, ”De kerk die werft. Verhalen over de zendingsgeschiedenis” (uitg. Groen, Heerenveen), is minder triomfalistisch, stelt drs. Kole uit Berkenwoude. „Het had toch iets van: We gaan in de aanval. Als het goed is, moet de kerk een zoutend zout en lichtend licht zijn. We verwachten het niet van kracht en geweld maar van de Heilige Geest, Die mensen gebruikt. De oude titel klonk ons toch iets te strijdvaardig.”
Vijf perioden
In zijn boek ”De kerk op mars” wilde De Rover de zendingsgeschiedenis in ruimere zin behandelen. Alle grote en minder grote figuren in de zendingsgeschiedenis passeren de revue. Paulus, „de grootste zendeling die ooit geleefd heeft”, staat naast een Armeens meisje en slavin, Nunia.
De groten van de zending ontbreken uiteraard niet, zoals Patrick, de apostel van Ierland, Willibrord, William Carey, Albert C. Kruyt, David Livingstone, John Gibson Paton, Albert Schweitzer, William Booth en (als enige nog levende) Billy Graham.
De Rover deelde de geschiedenis van de zending in vijf perioden in: de periode van de spontane verbreiding (van de na-apostolische tijd tot plusminus 500), de periode van het christelijk rijk en zijn expansie tot 1650, „het zich terugtrekken op het korte front” (van 1650-1800, onder meer de tijd van het piëtisme), het tasten naar „een nieuwe totalitaire visie” (de negentiende eeuw als de zendingseeuw) en de periode van „het deelgenootschap van oude en jonge kerken” (1918 tot heden (dat wil zeggen tot 1960, KvdZ)). De Rover volgde hiermee overigens de indeling van J. H. Bavinck.
Twee nieuwe tijdvakken
Kole heeft de laatste periode nu onderverdeeld in twee nieuwe tijdvakken: de nieuwe tijd (van 1918 tot 1960) en de periode tot de eeuwwisseling en daarna (vanaf 1960). De laatste periode bestaat uit nieuwe verhalen. T. Eikelboom vertelt uit zijn GZB-tijd over de Auca’s in Ecuador, J. H. van Doleweerd, ook in dat land werkzaam geweest namens de Zending Gereformeerde Gemeenten, over de sloppenwijk in de stad Guayaquil. Er zijn verhalen over de Papua’s (van onder anderen het echtpaar C. Janse) en over Nigeria (Teunis van Rijneveld en Reinier de Blois over het gevangeniswerk in Nigeria). Gert-Jan Segers vertelt over zijn werk in Caïro voor de GZB. Verder zijn diverse artikelen ontleend aan bestaande boeken of tijdschriften over zending, zoals over gebeurtenissen in Zuid-Korea en China.
Volgens Kole voorziet het boek van De Rover nog steeds in een behoefte. „Er is eigenlijk geen alternatief voorhanden. Mensen die de kennis hebben én de capaciteit om die over te dragen door zo’n boek opnieuw te schrijven, zijn er niet. Het boek biedt nog steeds waardevol materiaal.”
Kole paste slechts weinig ingrijpende veranderingen toe. Enkele gedateerde verwijzingen zijn uit het boek gelaten, alsook de vele verwijzingen in de voetnoten. Het boek geeft een eerlijk en betrouwbaar beeld van de zending. „Het verhult de weerstand niet die het Evangelie oproept in de vreemde culturen, maar verhaalt ook hoe het zegenrijk ingang vindt.”
De keuze van de personen is breed, zegt Kole, waarbij hij onder anderen wijst op Billy Graham. „Wat je ook van hem kunt zeggen, hij is op één punt altijd helder geweest: er is maar één Evangelie dat met gezag moet worden gebracht.”
Ingrijpend veranderd
Na 1960 is de wereldkaart wat betreft het christendom ingrijpend veranderd. De editie van De Rover vermeldt in 1957 een aantal van 850 miljoen christenen op een wereldbevolking van 2,7 miljard, waarbij ze alleen het aantal protestanten telt. In Nederland is dat 4,1 miljoen, in China 936.000. Intussen is de kerkelijke kaart wel fundamenteel veranderd. Korea staat bij De Rover nog vermeld met 844.000 christenen; inmiddels zijn het er miljoenen geworden. Anno 2008 leeft 28 procent van de christenheid op het noordelijk halfrond, 63 procent op het zuidelijk halfrond.
Nieuwe hoofdstukken zijn toegevoegd over de verhouding kerk en Israël en zending in een ontkerstende wereld. Kole: „Na 1960, waar het boek stopte, is heel veel gebeurd. De wereld is een dorp geworden. We kunnen nu overal meeleven met wat er in de zending gebeurt. Terwijl de secularisatie in West-Europa toeslaat, komen zendelingen uit de derde wereld naar ons toe. De rol van de zendingskerken ten opzichte van de moederkerk is belangrijker geworden. Bovendien kunnen we nu ook bij ons zending om de hoek bedrijven en ligt hier ook een taak voor de sterk groeiende immigrantenkerken in ons land.”
Kole ziet als doelgroep voor ”De kerk die werft” vooral basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, zondagsscholen, verenigingen, gezinnen en gemeenteleden die geïnteresseerd zijn in zending, maar ook jongeren tussen de 12 en de 15 jaar. „De kennis van de voortgang van het Evangelie wordt bij de zending vooral duidelijk aan de hand van biografieën. Het laat met name jongeren zien wat het geloof betekent in het leven van mensen. Zending houdt ook onze kerken een spiegel voor. Is het wel goed met ons gesteld als ons geloof niet met lijden gepaard gaat, zoals dat duidelijk blijkt uit de geschiedenis van de zending?”