Obelisken op Bonaire baken voor toerist
Het zijn wonderlijke obelisken, daar rond de kleurige zoutpannen van het Pekelmeer op Bonaire. Het Antilliaanse eiland, met ingang van december een Nederlandse gemeente, kent een boeiend maritiem verleden. Ook de zoutindustrie doet nog steeds van zich spreken. De obelisken dienden om schepen naar de juiste zoutpan te leiden.
Aan het begin van de negentiende eeuw wordt de exploitatie van zout op het benedenwindse eiland winstgevender dan ooit. In 1837 voorziet het gouvernement het Pekelmeer van sluizen en dammen. Met zeewater uit speciaal gegraven kanaaltjes worden de pannen van water voorzien.Op deze manier kunnen slaven de zoutoogst eenvoudiger binnenhalen. Ook worden er huisjes voor hen gebouwd. Er is druk scheepvaartverkeer op Nederland, waar de grote afnemers van het zout zitten. Als baken voor de schepen verrijzen in 1837 de obelisken.
Haringkaken
De zoutbehoefte in Europa krijgt een enorme impuls als Willem Beukelszoon van Biervliet in de veertiende eeuw het haringkaken uitvindt. Hij ontdekt dat een haring -ingelegd in zout, ontdaan van kieuwen en ingewanden, maar met alvleesklier- gaat rijpen en langer houdbaar wordt. Dat betekent een revolutie in de voedselvoorziening.
In Nederland zijn het eerst vooral de Noord-Hollandse steden Hoorn, Medemblik en Enkhuizen die voor het verwerken van vis veel zout nodig hebben. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog kunnen de Nederlanden het zout niet meer uit Spanje en Portugal halen en wijkt de handelsvloot uit naar de west. Na 1600 zeilen jaarlijks minstens honderd Hollandse schepen naar het Caraïbisch gebied, goed voor een totale lading van wel 30.000 ton zout.
In de loop der eeuwen eindigt de grootschalige zoutwinning in het Caraïbisch gebied, behalve op Bonaire. De scheepvaartroute naar het eiland floreert en handelsschepen die voor zout van Bonaire komen, moeten uitkijken naar de grote vlaggenmast bij het Pekelmeer. Daar wordt dan de rode, witte, blauwe of oranje vlag gehesen, zodat het schip eenvoudig kan zien waar precies het zout moet worden afgehaald: bij de rode pan, witte pan, blauwe pan of oranje pan. Ook de rond 1837 gebouwde obelisken krijgen de kleuren van de Nederlandse vlag en het Oranje van het koningshuis. Vanaf zee zijn de obelisken goed zichtbaar en bij elke obelisk is een ankerplaats.
Tot 1840 is de zoutwinning op Bonaire in handen van het koloniale gouvernement, daarna gaat de winning over in handen van de Zoutexploitatie en Cultuuronderneming Bonaire. Veel later, in 1967, worden de zoutpannen nog een keer grondig gemoderniseerd. Tot 2000 is de Nederlandse multinational Akzo Nobel actief op Bonaire, daarna wordt de zoutwinning verkocht aan Amerikanen. De grote witte zoutbergen en de zoutpannen in al hun kleurschakeringen vormen tot op de dag van vandaag een attractie.
EEG Boulevard
De bouw van een vuurtoren was in vroeger dagen lange tijd een moeilijke afweging. Enerzijds was het eiland door een vuurtoren beter zichtbaar voor vijandelijke schepen, aan de andere kant vergingen er ook veel bevriende vaartuigen. Vanaf 1762 diende een stapel stenen met een brandend vuur ’s nachts als baken en op 24 augustus 1838 -op de verjaardag van koning Willem I- werd de lamp van de nieuwe vuurtoren voor het eerst ontstoken. De in Dorische stijl opgetrokken Willemstoren imponeert nog steeds.
Behalve het Pekelmeer en de obelisken herinneren ook de slavenhuisjes aan het zoute verleden. Zij zijn net zo oud als de obelisken en dienden als nachtverblijf voor de slaven: die hoefden zo niet elke dag heen en weer te lopen naar hun dorpen Tera Cora, Antriol en Rincon. Tegenwoordig zijn de slavenhuisjes gemakkelijk te bezoeken, want met Europees geld is ooit een ontsluitingsweg aangelegd naar het Pekelmeer: de EEG Boulevard.
In de supermarkten op Bonaire is het zout te koop, in de voor Nederlanders zo vertrouwde potjes met JOZO- of NEZO-opdruk. Made in Holland, bij Akzo Nobel.