Rapport-Cnossen
Het rapport dat deze week binnen de ChristenUnie is verschenen (RD 19-5) is evenwichtig en integer. Voor 200 procent kan ik me hier dan ook in vinden.
Omdat in het rapport heel duidelijk aangegeven wordt hoe de CU op basis van Gods Woord (en in continuïteit met haar voorgangers GPV en RPF) denkt over huwelijk, seksualiteit en gezin, is een aanscherping van de gedragscode niet alleen op dit punt niet nodig, maar zelfs onwenselijk. Tegen de mensen die wat „missen” in de gedragscode wil ik uitdrukkelijk benadrukken dat politici volksvertegenwoordigers zijn. Behalve dat de leden van de kiesverenigingen zelf uiteindelijk de kandidatenlijsten vaststellen, zijn het vervolgens de kiezers die hun stem (en daarmee hun steun!) uitbrengen op kandidaten. Alleen met voldoende draagkracht kunnen mensen in politieke functies gekozen of na vier jaar herkozen worden.Drs. J. Noordam
Korenmolen 126
9203 VA Drachten
Zending
Zending moet kerkelijk zijn, daarover zijn drs. J. H. van Doleweerd en ik het eens (RD 23-4 en 14-5). Echter, hoe wordt dit kerkelijke karakter van zending precies begrepen? Van Doleweerd pleit in zijn tweede artikel opnieuw voor wat ik noem éénkerkelijke zending. Helaas schetst hij daarbij een beeld van interkerkelijke zending dat een karikatuur is. Hij behoort te weten hoe waardevol de bijdrage van de interkerkelijke zendingen is geweest en nog is. Het lijkt mij dat Van Doleweerd te veel de nog korte praktijk van zijn eigen kerk inleest in de gereformeerde traditie, en ook in het Nieuwe Testament. Al eerder heb ik erop gewezen dat zending een hiaat is in de gereformeerde traditie. Ze ontbreekt in het belijden, in de kerkorde en in de ambten van de Nederlandse reformatie. Ik herhaal het belang van het onderscheid tussen de kerk als gemeenschap, instituut en zending, omdat het onmogelijk is de zending te definiëren als een hoogkerkelijke organisatie, zoals Van Doleweerd doet. Door de eeuwen heen zijn steeds de nog maar net gekerstende volken en stammen en opwekkingsbewegingen het meest actief in zending geweest. Er zijn geen theologische of praktische argumenten aan te voeren tegen interkerkelijk georganiseerde zending. Doorslaggevend is of het werk aan de ontvangende kant kerkelijk is, of het de mensen die gewonnen worden voor Christus kerkelijk samenbrengt en de beleden eenheid van de Kerk van Christus versterkt. Al te vaak heeft juist éénkerkelijke zending verdeeldheid uit het moederland overgebracht. Van Doleweerd spreekt over „zusterkerken”, en het is gangbaar dat daarmee gelijkgezinde buitenlandse kerken of zendingskerken worden bedoeld. Echter, waarom zijn kerken van gelijke belijdenis in Nederland geen zusterkerken? Hoe meer besef er is van de wezenlijke eenheid van de kerk, des te grootmoediger zullen kerken elkaar ondersteunen en samenwerken in het zendingswerk.
B. Coster
Rovello, 17
08470 Vallgorguina
Spanje
Messiasverwachting
In zijn column Kerk & Wereld (RD 17-5) schrijft G. Roos behartigenswaardige dingen over de Messiasverwachting van Israël. Aan het einde van zijn column stelt hij de vraag: „Wie brengt nu die ultieme verlossing? Mensen die de staat stichten? Of Hij die van Boven komt?”De vraag stellen is hem beantwoorden. Het valt mij op als je met orthodoxe Joden spreekt dat ze heel voorzichtig zijn in de beantwoording van de vraag of deze staat Israël de verlossing zal brengen zoals de profeten die voorzegd hebben. Misschien is dit het begin van de verlossing, zei een rabbijn eens tegen mij. Er is een grote Messiasverwachting in het orthodoxe jodendom, misschien meer dan in het orthodoxe christendom. Als je met hen spreekt, bemerk je dat er geen verwachting is van welke politieke oplossing dan ook. Vertrouwen in de politiek is er weinig, zeker niet in VS, EU en VN. Als christen weten wij Wie de Messias is en dat Hij spoedig zal wederkomen om Israël te verlossen uit al z’n benauwdheden. Roos is geen „vreemdeling in Jeruzalem”, hij weet als geen ander hoe verschillend de meningen zijn in -laten wij het niet te ruim nemen- gereformeerd Nederland. Ik wil hem de vraag stellen: Hoe stelt u zich dat voor als Hij die van Boven komt ook manifest wordt? Is dan de wereldgeschiedenis ten einde? Of breekt er dan een gezegende tijd aan voor Israël, de kerk en de volken, met de Messias op de troon van David (Lukas 1:32b)? Zou Roos, misschien in een volgende column, zijn gedachten hierover willen weergeven? Het valt me op dat er veel verwachting is aangaande deze zaken in onze kringen. Maar gedachten over de tijd na de wederkomst van de Messias zijn spaarzamelijk.
F. Bakker
Langestraat 50a
3861 BN Nijkerk