Aanval Verhofstadt op EU-landbouwsubsidies
De Belgische premier Guy Verhofstadt is donderdag frontaal in de aanval gegaan tegen het Europese landbouwbeleid.
Met importheffingen, subsidies aan de eigen landbouw en dumppraktijken houdt Europa de derde wereld willens en wetens arm, betoogt Verhofstadt in een open brief aan de „andersglobalisten” over „de hypocrisie achter het westerse medelijden.” De brief werd in diverse kranten gepubliceerd.
Landbouwsubsidies slokken de helft van de Europese begroting van 98 miljard euro op. De subsidies zijn oorspronkelijk ingevoerd om te zorgen dat de EU zijn eigen voedsel kon verbouwen, maar leiden inmiddels tot overproductie. Importheffingen op landbouwproducten bedragen gemiddeld 40 procent. Gevolg: de landbouw in ontwikkelingslanden krijgt nauwelijks een kans, terwijl daar tot 70 procent van de mensen juist van de landbouw moet leven, tegen 5 procent in het Westen.
„Wij Europeanen bestrijden de armoede met de ene hand, maar beletten haar te verdwijnen met de andere”, schrijft Verhofstadt, die Zuid-Afrika als voorbeeld neemt. De productie van suiker kost in Europa tweemaal zoveel als in Zuid-Afrika, maar het is de Europese suiker die daar de lokale verdringt. Europa geeft Zuid-Afrika jaarlijks 120 miljoen euro aan ontwikkelingshulp, maar dumpt tegelijkertijd zoveel suiker dat Zuid-Afrika ongeveer hetzelfde bedrag aan inkomsten uit export misloopt.
En zo zijn er meer voorbeelden: „Geïmporteerde Europees melkpoeder heeft de voorbije vijf jaar de melkproductie in Jamaica met eenderde doen dalen. Europese vissers krijgen dermate veel steun dat ze met hun moderne vloten de schaarser wordende visgronden voor de Afrikaanse kusten kunnen leeghalen.”
Verhofstadt trekt fel van leer tegen de hypocrisie van de EU, die weliswaar in 2001 de 48 minst ontwikkelde landen vrije toegang tot de Europese markt verleende, maar daarbij een uitzondering maakte voor bananen, rijst en suiker, producten die voor veel ontwikkelingslanden van levensbelang zijn.
De EU moet de landbouwsubsidies en de invoerheffingen op landbouwproducten sterk beperken, vindt Verhofstadt. Tegelijkertijd moet de ontwikkelingshulp weer omhoog. In 1990 verstrekte het Westen 32 dollar per Afrikaan, nu is dat de helft, constateert Verhofstadt. Wel verbindt hij voorwaarden aan hulp: de versnippering en bureaucratisering van de ontwikkelingswereld moet minder, het paternalisme van veel betrokken organisaties moet verdwijnen en de arme landen moeten een grotere stem krijgen.
„Vrijhandel, maar niet alleen vrijhandel”, vat Verhofstadt zijn betoog samen. „Het is nu tijd voor actie en voor tussenkomsten waar de vrije markt tekort schiet.” Anders komt het op den duur tot een „klassenstrijd tussen ’s werelds armsten en ’s werelds rijksten.” Dat te vermijden is het thema van de eeuw, schrijft Verhofstadt, ook al is dat inmiddels „terwijl de wereld toekijkt hoe de slag om Irak verloopt” enigszins uit het nieuws verdwenen.
Verhofstadt schreef al eerder een open brief aan wat hij toen nog de „antiglobalisten” noemde. Inmiddels is hem duidelijk dat de activisten die met deze term worden aangeduid zelden tegen globalisering zijn. Vandaar dat hij zich nu richt tot de „andersglobalisten.” De aanleiding is de op initiatief van Verhofstadt georganiseerde internationale conferentie over globalisering, waarvan op 26 november in Leuven de tweede editie gehouden wordt.