Belast bouwbedrijven zelf met naleven regels
De tijd is rijp om de regeldruk in de bouwsector te verminderen en bedrijven zelf verantwoordelijk te stellen voor de naleving van regels, stelt ing. Gem Bot. Door de marktwerking worden bedrijven die dat vertrouwen beschamen vanzelf afgestraft.
De Commissie Fundamentele Verkenning Bouw onder leiding van oud-minister Dekker presenteerde woensdag een rapport over de vermindering van de regeldruk in de bouwsector. ”Minder regels in de bouw, maar wel zware sancties”, zo is het rapport wel samengevat. Die nadruk is jammer, want het is niet de kern van de adviezen van de oud-minister aan haar opvolgster, minister Vogelaar.Dekker en haar commissie hebben vooral gekeken naar het verlagen van de regeldruk, naar meer marktwerking, naar eigen verantwoordelijkheid voor de sector. De vraag voor de commissie was: kijk naar wat de overheid moet doen (publiek) en wat aan de markt kan worden overgelaten (privaat).
Natuurlijk staat of valt veel regelgeving met handhaving en dus met sancties. Maar bovenal had de commissie tot taak onder de loep te nemen wat er allemaal in dit land aan regels ligt voordat een bouwbedrijf überhaupt een schop in de grond kan steken.
Dat liegt er niet om. Ondernemers hebben te maken met bestemmingsplannen, regels rond flora en fauna, welstandscommissies en (de ontoegankelijkheid van) allerhande bouwnormen. De commissie heeft de stofkam erdoor gehaald en vastgesteld dat er overbodige regels zijn, maar ook dat zaken aan de markt kunnen worden gelaten. Dat is een kwestie van helderheid creëren, door het bos weer de bomen kunnen zien, hoofd- en bijzaken scheiden en ruimte scheppen voor ondernemerschap.
Zo is het niet (meer) nodig dat lokale overheden een preventieve toets uitvoeren of een project al dan niet voldoet aan het Bouwbesluit. Dat is eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer. We moeten ook af van aanvullende lokale regels waar landelijke regelgeving voldoende normerend is. Zo moeten beroepsmogelijkheden beperkt worden tot werkelijk belanghebbenden én eerder in de procedure zitten. En er moet gewerkt worden met robuuste bestemmingsplannen, als doelvoorschrift. Bouwprocedures kunnen sneller en efficiënter en daar zijn de burger, het bedrijfsleven en de overheid (als klant) bij gebaat.
Draagvlak
De bouwsector moet vertrouwen krijgen en eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen, stelt de commissie-Dekker. ”Privaat wat kan, publiek wat moet”, is het uitgangspunt. Daar is draagvlak voor. Onlangs bleek uit onderzoek van de Regieraad Bouw dat het vertrouwen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers goeddeels is hersteld en dat verhoudingen zijn genormaliseerd.
De tijd is dus rijp dat de overheid zich concentreert op randvoorwaarden. Als de overheid die handreiking nu doet, dan ligt de bal bij de bouw. Dan kunnen ondernemers doen waar ze goed in zijn: marktgericht ondernemen en klantgericht bouwen. Daar hoort bij dat gewerkt wordt volgens de regels der kunst, dat kwaliteit geborgd is en dat geïnvesteerd wordt in verdere professionalisering van alle betrokkenen. Dat is een opdracht, een inspanningsplicht voor de sector. Het is immers een kans én een uitdaging. De sector moet zich dat goed bewust zijn.
Ten slotte nog dit: bij marktwerking geldt het zwaarst denkbare sanctiekader. Wie goed doet, goed ontmoet. Maar wie niet voldoende voldoet aan de eisen van de dag, heeft als ondernemer niet de toekomst. Als dat geen zware sanctie is, dan weet ik het niet meer.
De auteur is bouwondernemer, bestuurslid van Bouwend Nederland en lid van de commissie-Dekker.