Wars van simpele oordelen
Hij grossiert in onorthodoxe opvattingen en laat zich daar niet een-twee-drie van afbrengen. Scheidend voorzitter Hans van Duijn van de Nederlandse Politiebond (NPB) over de oorlog tegen drugs, groeiende problemen in achterstandswijken en het aanzien van de politie. „Een agent met een hanenkam moet in theorie kunnen.”
„Wat bedóélt u met gezag?”, zegt Hans van Duijn in het kantoor van de NPB in Woerden. De vraag luidde of hij vindt dat het natuurlijk gezegd van de politie taant, maar Van Duijn, gepokt en gemazeld in het politievakbondswerk, stelt eerst een wedervraag.Het typeert zijn manier van doen. Van Duijn, van 1975 tot 1986 bestuurder bij de NPB en sinds 1992 voorzitter, is erin getraind scherp te formuleren en zich niet snel van de wijs te laten brengen. Zonneklaar is voor hem dat het geweld tegen politiemensen en hulpverleners de laatste jaren inderdaad „continu” is toegenomen. Met zijn vingers tekent hij in het luchtledige een snel oplopende curve.
Gaat het om de oorzaken van die groeiende agressie in woord en daad, dan is Van Duijn niet van de afdeling goedkope verklaringen. Hij is wars van „simpele oordelen.” Is ontkerkelijking de oorzaak? Hij aarzelt. „Zou kunnen, maar je ziet dat op een zeer kerkelijk dorp als Urk ook van alles aan de hand is.”
Zeker is voor de vakbondsman dat de vloedgolf van geweldsuitbarstingen op televisie zijn sporen trekt. „Jongeren zien dagelijks veel geweld voorbijkomen zonder dat daar een afkeurend moreel oordeel tegenover staat. Het schijnt bij de vrijheid van meningsuiting te horen dat er uren achtereen veel is te zien, op tal van kanalen. Dat heeft ook zijn weerslag op het gedrag van jongeren tegenover de politie.”
Is de politie ook zelf verantwoordelijk voor het tanende respect? U hebt bijvoorbeeld geen bezwaar tegen piercings en lang haar bij agenten. Dat soort buitenissigheden maken geen nette indruk.
„Dat bestrijd ik. De maat voor fatsoen mag niet worden opgelegd door een bepaalde groep. Dé modelburger bestaat niet. Wat telt is dat een agent integer, fatsoenlijk en netjes hoort te zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat je niet stinkt, want daar ergeren mensen zich aan. Maar ik zie niet in waarom een agent geen tatoeages zou mogen dragen of geen ring in zijn lip of oor mag hebben.”
En een punkershanenkam?
„Mooi vind ik die niet, maar in theorie zou het moeten kunnen. Al begrijp ik dat de tijd daar nu niet rijp voor is. Tijdens dit soort discussies zeg ik wel: Houd rekening met je omgeving. Als je in Staphorst actief bent, moet je niet met zes ringetjes in je neus en met gekleurde haren gaan rondlopen. Dat werkt niet. In Amsterdam-Zuid geldt weer een heel ander verhaal.”
Was ook de politie de afgelopen decennia onvoldoende alert op agressie tegen agenten?
„Ja, maar daarvoor is uiteindelijk de overheid verantwoordelijk, al geef ik toe dat ook korpschefs het te lang hebben laten lopen. De agenten op straat klaagden al in de jaren tachtig en negentig over scheldkanonnades die burgers ongestraft konden afsteken. Destijds was de reactie van justitie steevast: „Niet zeuren, dat hoort allemaal bij het politiewerk.” Gelukkig is er een grote omslag gekomen. In bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam geldt nu een lik-op-stukbeleid.”
Jaarlijks worden er tientallen agenten de laan uitgestuurd vanwege ontoelaatbaar gedrag. Fnuikend voor het aanzien van de politie?
„Ja en nee. Ja, omdat het natuurlijk uitermate triest en ernstig is als die zaken zich voordoen. Een misstap binnen de politieorganisatie heeft grote negatieve invloed op het imago. Als de korpschef in Drenthe betrapt wordt op te hard rijden en daar ook nog eens vergoelijkend over spreekt, krijgen ook agenten in Harderwijk en in Zeeland dat op straat te horen.
Anderzijds zeg ik nee op deze vraag. Omdat de openbaar gemaakte berichten over ontslagen aantonen dat er binnen de politieorganisatie werk gemaakt wordt van de bestrijding van die misstanden.
Van belang is dat er telkens opnieuw onderzoek gedaan wordt naar de integriteit van politiefunctionarissen. Mensen kunnen gaandeweg immers veranderen, minder weerbaar worden door ontwikkelingen in hun privéleven. Bijvoorbeeld omdat hun bovenkamer in de war raakt of omdat ze na een echtscheiding vaker naar de drankfles grijpen.”
Het is wrang dat corrupte dienders geheime informatie naar criminelen doorspelen.
„Natuurlijk is dat triest. Maar ik ben ervan overtuigd dat het om uitzonderingen gaat. Het is echt niet zo dat politiemensen klaarstaan om informatie aan criminelen door te geven. Verder doen er ook tal van onzinnige verhalen de ronde over corrupte agenten. Onder meer vanuit het criminele milieu.”
In achterstandswijken zoals Slotervaart in Amsterdam terroriseren sommige groepen allochtone jongeren de buurt. Is de politie de greep op die wijken kwijt?
„De misstanden in deze achterstandswijken vormen de komende jaren een van de grootste problemen voor de politie. Voor mij staat vast dat de politie de problemen in dat soort wijken niet kan oplossen.”
Dat klinkt doemdenkerig.
„Het is de realiteit. Dat politie kan wel iets dóén aan bepaalde problemen. Zoals glashelder optreden na gewelddadige overvallen. Maar ook overheid, onderwijs en bedrijfsleven zullen de handen ineen moeten slaan. Zodat vroegtijdige schooluitval wordt bestreden en allochtone jongeren uitzicht hebben op een baan. Van groot belang is verder dat er meer agenten komen die zelf voortkomen uit onder meer de Marokkaanse cultuur. Die mensen begrijpen beter hoe bijvoorbeeld de man-vrouwverhoudingen liggen in bepaalde kringen en kunnen daarop inspelen.”
De Amsterdamse korpschef Welten zei onlangs dat moslimagenten niet mogen weigeren een vrouw de hand te schudden.
„Zijn opmerking is begrijpelijk, omdat het verleidelijk is om in de discussie over integratie met simpele oplossingen te komen. Toch is zijn standpunt kortzichtig. Er is in zijn visie geen ruimte voor andere manieren om je beschaafdheid te tonen.”
In de politiek gaan stemmen op de wietteelt harder aan te pakken. Aan Van Duijn is zo’n pleidooi niet besteed. In zijn laatste maand als voorzitter brak hij opnieuw een lans voor legalisering van softdrugs. Hij gaat nog een stap verder en wil ook de harddrugs vrijgeven.
Fel: „De strijd tegen drugs is echt onzinnig, die levert 0,0 rendement op. In Amerika zijn er agenten die heel hun leven niets anders gedaan hebben dan met grof geweld achter drugshandelaren aan zitten. Ze ontdekken dat ze met een volslagen zinloze oorlog bezig zijn. Door drugs te verbieden creëer je juist een enorme drugscriminaliteit.”
Legt u niet te snel het hoofd in de schoot? Door drugs te legaliseren, breng je verderfelijk spul op de markt.
„Waarom zou je je wel te pletter mogen roken aan tabak en niet aan drugs? Zeker alcohol zorgt voor een veel grotere maatschappelijke schade dan drugs. Agenten weten maar al te goed wat voor enorme overlast beschonken jongelui ’s nachts in kroegen veroorzaken.
Mensen zullen altijd verdovende middelen blijven gebruiken. Ik ben er ook van overtuigd dat het aantal drugsgebruikers op de lange termijn niet drastisch zal stijgen bij het vrijgeven ervan.”
Als u het voor het zeggen krijgt, verrijst naast de bakker en de slager de drugswinkel.
„Ja. Voordeel daarvan is dat de handel en de kwaliteit controleerbaar zijn. Bovendien halen we drugs uit de criminele sfeer. Dat betekent dat de politie de handen vrij krijgt voor bestrijding van andere vormen van misdaad. Bij legalisering kan de overheid ook veel gerichter waarschuwen tegen de schadelijke gevolgen van drugs. Net zoals dat gebeurt bij roken en alcohol.”
U houdt ook rekening met de duizenden toeristen uit de buurlanden die hier hun drugs komen kopen?
„Ik ben niet naïef. Als het al zou lukken alle drugs vrij te geven, zouden we dat in samenspraak met andere Europese landen moeten doen. Maar om nu als land zelf al in actie te komen, zouden we om te beginnen softdrugs uit de criminele sfeer moeten halen. Want het valt aan de burger niet uit te leggen dat de overheid met het huidige beleid criminaliteit in stand houdt.”
Politiebonden
Resoluut verlieten ze vorig najaar al na het eerste overleg de onderhandelingstafel. Het loonbod van minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken viel bij de politiebonden verkeerd. Dagen van acties volgden en zo vestigden de bonden opnieuw hun reputatie als straatvechters en stakingsleiders. Geen goede cao? Dan de barricaden op.
„Bonden benadrukken, overigens al sinds de jaren zeventig, steeds de toegenomen criminaliteit en wijzen erop dat verstoringen van de openbare orde een steeds grimmiger karakter krijgen. Dat moet zich vertalen in betere arbeidsvoorwaarden, vinden ze”, aldus historicus dr. Ronald van der Wal, medeauteur van het vorig jaar verschenen standaardwerk ”De geschiedenis van de Nederlandse politie”. „Los daarvan onderstrepen bonden dat het agenten ontbreekt aan waardering en respect. Dat alles brengt met zich mee dat de laatste decennia elke cao-onderhandeling gepaard gaat met enige vorm van conflict.”
Zeker tussen 1970 en pakweg 1990 streden de bonden overigens voor meer dan alleen een beter loon, ontdekte Van der Wal. Een voorbeeld: „De uitrusting van de politie liet vroeger zeer te wensen over, zo bleek onder meer in 1980 bij de kroningsrellen. Er zijn verhalen van agenten die voor de confrontatie met relschoppers op eigen kosten langs de sportzaak gingen om een ijshockeyuitrusting te kopen. Het is zonder meer de verdienste van de bonden dat agenten nu normaal zijn beschermd.”
Wie in de jaren zeventig de draak stak met het imago van agenten kon evenzeer rekenen op tegengas van de bonden. „Op 14 mei 1977 zond de VARA een satirisch filmpje uit over de politie. Drie vakbondsvoorzitters eisten direct excuses. Die kwamen er ook. De berichtgeving over de politie was in die tijd buitengewoon kritisch. Door toedoen van de bonden werden sommige media tijdelijk wat milder van toon.”
Kun je agenten die tegen kernwapens zijn, verplichten dienst te doen bij Dodewaard? Voor die vraag droegen de bonden in de jaren tachtig actief oplossingen aan, schetst Van der Wal verder. „In principe gold het als dienstweigeren, plichtverzuim. De bonden hebben ertoe bijgedragen dat de kwestie praktisch werd opgelost. Ook voor de emancipatie van politievrouwen en allochtonen hebben de bonden veel gedaan.”
Sinds in 1981 twee confessionele verenigingen opgingen in de Algemeen Christelijke Politiebond (ACP) telt Nederland nog vier landelijke bonden. Naast de ACP is er de Nederlandse Politiebond. Beide tellen ongeveer 23.000 leden. Daarnaast zijn er nog de Algemene Nederlandse Politie Vereniging (ANPV, 4500 leden, voortgekomen uit de in 1993 opgeheven rijkspolitie) en de Vereniging van Middelbare en Hogere Politieambtenaren (VMHP, 1006 leden).
Vanuit de korpsen Haaglanden, Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond en Gelderland Zuid-zetten agenten inmiddels een eigen bond op poten om zodoende hun lokale belangen beter te kunnen behartigen. Van der Wal: „Ik kan me voorstellen dat de grote bonden daar niet blij mee zijn.”