„Toon eerbied voor medeschepselen”
„Als een boer bekeerd wordt, merken zijn dieren dat het eerst.” Dat oude gezegde haalde fractievoorzitter Thieme van de Partij voor de Dieren (PvdD) vorig jaar in een lezing aan. In die toespraak, maar ook op andere momenten, klaagt ze christelijke boeren aan: Ze hebben mooie principes, maar houden ondertussen op ethisch onverantwoorde wijze dieren in de bio-industrie.
Als kind, opgroeiend op de Veluwe, viel het Thieme al op dat er relatief veel orthodoxe christenen in de intensieve veehouderij werken. „De meeste bio-industrie is te vinden in de biblebelt.” Ze zag er „stallen zonder daglicht, waar medeschepselen leven alsof ze niet meer dan dingen, productiemiddelen zijn.” Het verbaast de politiek leider van de PvdD nog steeds dat juist in de gebieden waar de meeste mensen wonen die in de schepping geloven, „zo onachtzaam wordt omgegaan met dat wat geschapen is.”Ze wijst erop dat in de intensieve veehouderij jaarlijks 30 miljoen haantjes worden versnipperd omdat boeren alleen hennetjes kunnen gebruiken. En dat daar de snavels van kippen worden gekapt om ervoor te zorgen dat ze elkaar niet kaal pikken. En dat schapenstaarten massaal worden afgeknipt. En dat koeien voortdurend moeten kalveren om de melkproductie op gang te houden, maar dat hun kalveren direct na de geboorte worden afgevoerd. „Ik vraag me af, en dat is een retorische vraag, of dat wel past binnen het christelijk gedachtegoed, bij het principe dat je eerbied moet hebben voor het leven.”
De intensieve veehouderij is na de Tweede Wereldoorlog decennialang gepromoot om voor voldoende voedsel te zorgen. Inmiddels is het systeem „failliet”, vindt Thieme. „We houden het nog kunstmatig in stand met allerlei subsidies, maar als die wegvallen, zakt de bio-industrie als een plumpudding in elkaar.” Economisch rendabel is de intensieve productiewijze ook niet meer, stelt ze. „Per week stoppen er ruim vijftig boeren.”
De politica constateert dat geld belangrijker lijkt te zijn dan principes en de belangen van dieren „die net als wij recht hebben op leven en welzijn.” Ook bij christelijke boeren. „In de bio-industrie creëren mensen een hel op aarde voor dieren omdat ze geld willen verdienen om voor zichzelf een hemel op aarde te creëren. Dat past christenen niet.”
Christelijke consumenten gaan overigens ook niet vrijuit: „Mensen hebben alles over voor een mooie auto en voor weet ik veel wat niet meer, maar ze bezuinigen op voedsel. En dat terwijl boeren een eerlijke prijs behoren te krijgen voor hun producten en mensen goed moeten zorgen voor hun lichaam.” Juist vanwege het principe van rentmeesterschap zou het voor christelijke consumenten „vanzelfsprekend” moeten zijn om biologische producten te kopen, meent Thieme. „Doorgaan op de huidige weg leidt tot zelfdestructie. Wij stillen onze lekkere trek door inefficiënt geproduceerd vlees te eten, terwijl elders in de wereld mensen omkomen van honger.”
De PvdD-fractievoorzitter is er niet op uit de veeteelt uit Nederland te laten verdwijnen. „Persoonlijk vind ik het niet nodig om dieren te houden voor melk, vlees en eieren. Ik kan heel goed zonder die producten leven.” Omdat de meerderheid van de bevolking daar anders over denkt, wil ze toe naar een situatie waarin boeren „respectvol omgaan met milieu en met dieren.”
Veehouders zouden kunnen overschakelen van de gangbare veehouderij naar biologische veeteelt, stelt ze. „Uit onderzoeken blijkt dat boeren een goede boterham kunnen verdienen als ze overstappen naar biologische dierhouderij.” Boeren moeten het natuurlijke gedrag van hun dieren weer tot uitgangspunt nemen, vindt Thieme. „In de bio-industrie worden de dieren aangepast aan onze houdsystemen. Maar wij moeten de houdsystemen juist aanpassen aan het dier. En zo min mogelijk ingrepen toepassen bij dieren. Dus niet langer biggen onverdoofd castreren, schapenstaarten couperen en snavels kappen. Kalfjes moeten weer bij hun moeder kunnen blijven.”
Omschakelen van de intensieve veehouderij naar biologische dierhouderij vereist „vrij veel lef”, realiseert Thieme zich. „De overheid en de maatschappij zijn er nog steeds op gericht de gangbare veehouderij alle ruimte te bieden.” Overstappen naar een andere werkwijze „wordt bijna ontmoedigd omdat biologische boeren meer kosten moeten maken om aan allerlei regels te voldoen, terwijl gangbare boeren via Europa subsidie krijgen.”
Desondanks beveelt Thieme boeren van harte aan de stap te wagen. „Kijk naar de successen van biologische boeren. Vertrouw erop dat je met kwaliteitsproducten meer kans maakt dan nu het geval is. Er is perspectief.”
Dit is de eerste aflevering van een vijfdelige serie over dierhouderij en ethiek.