Jozefs strijd tegen de kleine graanboorder
Hoe slaagde Jozef in Egypte erin om zeven jaar lang graan op te slaan zonder dat het aangetast werd door ongedierte? Een groep onderzoekers van de Israëlische Bar-Ilan University meent het antwoord gevonden te hebben. De restanten van een 3500 jaar oude kever wezen hen de weg.
Volgens Genesis 41 verzamelde Jozef gedurende zeven jaren van overvloed graan in schuren. Deze voorraden dienden om de Egyptenaren van voedsel te voorzien in de zeven jaren van honger die volgden, overeenkomstig wat Jozef voorspeld had toen hij de dromen van Farao uitlegde.Genesis 41 vertelt dat Jozef vergaderde „alle spijze der zeven jaren, die in Egypteland was, en deed de spijze in de steden; de spijze van het veld van elke stad, hetwelk rondom haar was, deed hij daar binnen.” Maar hoe zorgde Jozef ervoor dat de opgeslagen graanvoorraden niet door ongedierte werden vernietigd? Wat wist hij van ongediertebestrijding? En was hij in staat de graansilo’s helemaal af te sluiten?
Prof. Mordechai Kislev, dr. Orit Simhoni en dr. Yoel Melamed van de Bar-Ilan University (BIU) in het Israëlische Ramat Gan stuitten tijdens hun onderzoek naar een opgraving bij Beth-Sean op een verbrande kever in een graankorrel, zo blijkt uit een artikel in de Israëlische krant Ha’aretz. De graanpartij waarin de korrel zich bevond wordt gedateerd op de tijd dat Jozef in Egypte was.
Onderzoek wijst uit dat het diertje een van de oudste kevers is die ooit in Israël zijn gevonden. De conclusie is volgens de onderzoekers gerechtvaardigd dat de kever, ook wel de kleine graanboorder genoemd, in de Midden-Bronstijd (1800-1100 voor Christus) zich net in het Midden-Oosten begon te verspreiden. Het diertje was afkomstig uit Oost-Azië, het huidige India, en was in de tijd van Jozef juist met zijn opmars naar het westen begonnen.
De betreffende keversoort, de Rhyzopertha dominica, is een van de drie meest voorkomende soorten ongedierte in opslagplaatsen. Hij eet graan, maar doet dat niet op het veld. De kever wacht tot de tarwe of gerst is geoogst en opgeslagen. Het insect kan zich snel vermenigvuldigen: een vrouwtje legt iedere maand 300 tot 500 eitjes. Daardoor kan het ongedierte in zeer korte tijd de complete graanvoorraad vernietigen.
Volgens de drie onderzoekers wijzen de resten van de gevonden voorraad erop dat het graan verbouwd is in de regio Gilead. Het herinnerde het drietal aan de geschiedenis uit Genesis 37: Jozef wordt door zijn broers verkocht aan Ismaëlieten die uit Gilead komen en die Jozef meenemen naar Egypte. Daar wordt Jozef onderkoning en vervolgens verantwoordelijk gemaakt voor de graanvoorraden.
Dat hij die laatste taak succesvol kon uitvoeren, was volgens de onderzoekers niet alleen te danken aan zijn verstandigheid. Hij zou volgens hen ook inzicht gehad hebben in de manier waarop ongedierte zich verspreidde. Omdat de kleine graanboorder net zijn intrede had gedaan in Egypte, zorgde Jozef ervoor dat het diertje zich niet verder kon verspreiden. Dat was volgens hen de reden waarom de onderkoning „de spijze van het veld van elke stad” in de stad zelf liet opslaan. Hij zou er vervolgens voor hebben gezorgd dat de graanvoorraden van de verschillende steden niet met elkaar in contact kwamen.