Drie jaar geleden wilde ongeveer een op de vijf werknemers doorwerken tot de AOW-gerechtigde leeftijd, vorig jaar gold dat voor een op de drie werknemers.Minister Donner is blij met die trend. „Deze uitkomsten laten zien dat de discussie die het kabinet in gang heeft gezet over langer doorwerken, effect heeft.” Het kabinet wil graag dat meer oudere werknemers langer aan de slag blijven om zo de stijgende kosten van de vergrijzing beter te kunnen opvangen en om de krappe arbeidsmarkt te ontlasten.

De bereidheid onder werknemers om langer door te werken, verschilt nogal per leeftijdscategorie. Bij de jongste werknemers (tot 20 jaar) is de animo het grootst: 44 procent van hen wil doorwerken tot 65 jaar. Bij werknemers van rond de 30 jaar en bij vijftigers is de bereidheid het minst. Van die twee groepen wil iets meer dan 30 procent doorgaan tot 65 jaar. Opvallend is verder dat meer mannen dan vrouwen zeggen eerder te willen stoppen.

Uitgesplitst naar sector blijken er ook aanzienlijke verschillen te zijn in de bereidheid van mensen om langer door te werken. Slechts een kwart van de bouwvakkers denkt erover om tot zijn 65e aan het werk te blijven, terwijl van de boeren en vissers 40 procent wil doorwerken. Ook in de sectoren cultuur, overige dienstverlening en onderwijs willen verhoudingsgewijs veel werknemers doorgaan tot ze 65 jaar oud zijn.

Uit het onderzoek dat Donner naar de Kamer heeft gestuurd, blijkt ook dat iets meer dan 40 procent van de werknemers zichzelf in staat acht tot de AOW-gerechtigde leeftijd hetzelfde werk te blijven doen. Daarbij is een opmerkelijk verschil dat meer dan de helft van de jongeren dat niet verwacht. Bijna de helft van de 55-plussers daarentegen denkt fysiek in staat te zijn het huidige werk voort te zetten tot het pensioen.

Volgens het onderzoek is 62 procent van de werknemers over het algemeen tevreden met zijn werk. En 15 procent is zelfs heel tevreden.

De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2007, zoals het onderzoek officieel heet, is uitgevoerd door TNO en CBS, in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan het onderzoek deden ruim 22.000 werknemers mee.