Zingend kind
Het lied is belangrijk in het leven van een kind. Tot die ontdekking kwam Bram de Muynck onlangs in het kader van zijn dissertatie ”Een goddelijk beroep”.
De lector aan hogeschool Driestar educatief onderzocht de spiritualiteit van leraren in het orthodox-protestantse basisonderwijs.De Waarheidsvriend bracht een interview met De Muynck, waarin deze aangaf dat hij er in zijn onderzoek achter was gekomen dat liedjes meer invloed hebben op een kind dan hij altijd had gedacht. „Met elkaar zingen is nergens mee te vergelijken. Er is een eenheid van boodschap, er is sfeer, je hebt iets samen. Zing je een geestelijk lied, dan komen het religieuze en pedagogische samen, het is stichtend en vormend”, aldus de lector.
Er is volgens hem alle reden voor de school om veel aandacht te besteden aan het lied. „Zingen neemt een grote plaats op scholen in, maar het kan groter. Leerkrachten zouden het lied veel meer moeten gebruiken als iets wat de dag draagt. Dus niet alleen zingen aan het begin en eind van de dag, maar ook tussendoor. Dat ontspant niet alleen, maar geeft ook sterk de eenheid van het leven met God en het leven hier op aarde weer”, stelt De Muynck.
De lector heeft natuurlijk groot gelijk. Daarom hoop ik dat zijn oproep op tal van scholen gehoor zal vinden. Laten ze er in het basisonderwijs gewoon een beleidslijn van maken: zingen is belangrijk.
Vergis ik me als ik veronderstel dat het in de praktijk vaak afhangt van de desbetreffende leerkracht of er wel of niet enthousiast gezongen wordt in de klas? Want wat als een leerkracht niets heeft met zingen? Wat als een pabostudent(e) tijdens de opleiding voor de muzieklessen -inclusief schoolkoor, blokfluiten en zingen- een mager zesje scoort? Als het zingen met kinderen zó belangrijk is, mogen deze zaken tijdens de sollicitatiegesprekken wel aan de orde komen, dunkt me.
De Muynck zegt nog iets in genoemd interview. Het gaat dan over hervormde scholen. Volgens de lector is het van belang dat op deze scholen de psalmen en het klassieke kerklied gezongen blijven worden. „Dat hebben ze altijd goed gedaan en dat moeten ze goed blijven doen. De kerk draagt het lied vooral over via de school, in gezinnen lukt dat al niet meer.”
Van dat laatste schrik ik. Moeten we de overdracht van het kerklied aan de scholen overlaten? En als mijn kind dan jaar in jaar uit een juf heeft die niet van zingen houdt?
Ik begrijp wel waar de lector z’n stelling op baseert. Onderzoeken wijzen keer op keer uit dat er in veel gezinnen niet of nauwelijks gezongen wordt. In het onderzoek ”Schuivende panelen” dat deze krant mei vorig jaar presenteerde, kwam naar voren dat in meer dan de helft van de gezinnen in reformatorische kring nooit gezongen wordt. Geen psalmen, geen geestelijke liederen. Gewoon nóóít! We zingen in de kerk dat we der vromen tent horen weergalmen, maar in ons eigen huis blijft het stil. We praten wel met en tegen elkaar, maar heffen nooit gezamenlijk de lofzang aan.
Onbegrijpelijk. Want dan laten we als ouders de koppies van ons kroost gewoon volstoppen door anderen. Dan bepalen de jufs op school en de leidsters op de peuterspeelzaal en de moeders in de crèche wat onze kinderen aan liedbagage meekrijgen. Dat lijkt me niet in alle gevallen verantwoord. Prima natuurlijk dat daar gezongen wordt, graag zelfs. Maar laat dat aanvullend zijn op wat er in het gezin gebeurt. Thuis heb je als ouders zelf in de hand wat je ze aanbiedt en aanleert.
Verantwoorde liederen zijn er genoeg, daar kan het niet aan liggen. En zeggen als ouders dat je niet kunt zingen, lijkt me eveneens een te zwakke tegenwerping; er zijn hulpmiddelen genoeg: van harmonium of harp tot blokfluit of zelfs cd-speler.
Hoe het dan op school ook gaat -en ik hoop dat daar veel en goed gezongen wordt-, zorg in ieder geval dat thuis de tent regelmatig weergalmt.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.