Richt openbare ruimte in op spelend kind
Gemeenten realiseren zich te weinig dat de openbare ruimte van groot belang is voor spelende kinderen, vindt Johan Oost. Er zijn tal van mogelijkheden om te stimuleren dat jongeren van alle leeftijden er kunnen spelen en elkaar ontmoeten.
Nu het lente is, zie je weer kinderen op straat, speelplekken en voetbalveldjes. Er is geen wet die gemeenten verplicht om speelruimte te realiseren. Wel is er een aanbeveling van het ministerie van VROM om 3 procent van de openbare ruimte voor spelen te bestemmen. Uit onderzoek door de Nationale Actie ”Ik wil buiten spelen” blijkt dat in werkelijkheid het oppervlak dat voor spel beschikbaar is nog niet de helft daarvan bedraagt: gemiddeld 1,4 procent. Een tekort van 27.000 voetbalvelden.Agnes Kant, SP-politica en initiatiefneemster van de Wet buitenspeelruimte, stelt: „Het rapport laat zien dat gemeenten er niet uit zichzelf werk van maken. Het blijkt dus noodzakelijk om deze norm wettelijk te regelen.” Maar afgezien van wetgeving; het feit dát kinderen spelen is toch al voldoende om ons hard te maken voor speelruimte? Ieder mens is uniek geschapen en heeft een eigen ontwikkelingspatroon. Spelen is in al zijn vormen van wezenlijk belang voor de ontplooiing van het kind en basis voor geestelijke en lichamelijke ontwikkeling.
Speelruimte voor kinderen beperkt zich niet alleen tot de speelplekken (focus van het onderzoek) maar heeft betrekking op de hele openbare ruimte. Kinderen spelen immers ook, of juist, in het groen, op straat en bij het water. Ik roep stedenbouwkundigen op om ruimte en mogelijkheden voor spel te creëren. Groenbeheerders moeten bespeelbaar groen aanleggen, met heuvels en boomstammen en snoeiafval laten liggen. Of aan het begin van de zomer een grote bult zand storten. Wegbeheerders kunnen nagaan hoe ze de straat weer als speelgebied kunnen terugwinnen en in de bestrating speelprikkels aanbrengen, zoals knikkerpotjes, kleuren, lijnen en vormen.
Overlast
Te vaak kom ik speelplekken tegen die niet meer zijn dan toestellen op een vlakte van rubbertegels. Dit kan veel aantrekkelijker, met een natuurlijkere inrichting en variatie, hoogteverschillen, losse materialen, water, speelprikkels en door omliggend groen erbij te betrekken. Ook ouders moeten zich realiseren dat het niet gaat om speeltoestellen, maar om wat kinderen nodig hebben bij hun spel en dat vies worden hoort bij buiten spelen.
Ook lijkt spelen een activiteit te zijn voor kinderen tot 12 jaar. Vergeten wordt dat 10 procent van de totale bevolking bestaat uit jongeren. Nog altijd worden er nieuwbouwwijken aangelegd zonder voldoende speel-, sport- en ontmoetingsruimte. Het is onze ervaring dat waar wel voorzieningen voor jongeren zijn, veel minder overlast voorkomt. Jongeren kunnen nergens naartoe en zijn genoodzaakt rond te hangen op bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen. Neem het ze eens kwalijk.
Ik zeg niet dat jongeren alles maar mogen; bij wetsovertredingen moet er gehandhaafd worden. Maar als de gemeente een sportvoorziening wil realiseren, wordt door omwonenden alles uit de kast getrokken om dit -op basis van gevreesde overlast- te traineren. Wat een onverdraagzaamheid.
De 3 procentnorm is een goed begin en hopelijk een stimulans voor gemeenten om leerzame speel-, sport- en ontmoetingsruimtes realiseren, passend bij de doelgroep en speelmogelijkheden van de buurt.
voetnoot (u17(De auteur is speelruimtespecialist bij OBB Ingenieursbureau in Deventer.