SGP, ontzeg eigen rechten anderen niet
De SGP bestaat negentig jaar. In een serie opinieartikelen geven drie scribenten hun visie op de belangrijkste vraag waar de SGP de komende tien jaar voor staat. Vandaag deel 1: G. J. Schutte stelt dat de SGP de rechten die zij in het publieke domein voor zichzelf vraagt, anderen niet mag onthouden.
In de negentig jaar van haar bestaan is de toekomst van de SGP meermalen ongewis geweest. Soms waren er forse interne tegenstellingen. Dan weer probeerden politici te knoeien aan het kiesstelsel. En nu is er dan de dreiging van gelijkheidsideologen die de partij via de rechter willen dwingen zich aan te passen aan de opvattingen van de meerderheid.Ongetwijfeld is deze laatste dreiging de meest fundamentele. Het gaat ten diepste om de vraag of de overheid de geestelijke vrijheid van haar burgers zal handhaven. De kern daarvan is het recht van alle burgers om de eigen godsdienstige overtuiging te belijden en te beleven. Het ontstaan en voortbestaan van onze natie is ten nauwste verbonden met de strijd om die vrijheid. De democratie bewijst haar kracht door in te staan voor die vrijheid voor minderheden wier geloofsovertuiging niet op veel waardering mag rekenen.
Dit gaat dus veel verder dan het geschil over de politieke rechten van de vrouw. Naar mijn overtuiging kan het officiële SGP-standpunt hierover niet op de Heilige Schrift worden gebaseerd. Toch hoop ik van harte dat de Hoge Raad onomwonden zal kiezen voor bescherming van de vrijheid van een politieke partij om haar interne organisatie in te richten volgens normen die zij aan de Bijbel meent te ontlenen. Een andere keuze zal zowel de geestelijke vrijheid als de werking van de democratie in Nederland onder grote druk zetten.
Ondertussen moeten we ons realiseren dat het geestelijk klimaat in Nederland hiervoor niet gunstig is. Lange tijd was het zo dat godsdienstige opvattingen van minderheden werden getolereerd. In toenemende mate wordt daaraan echter -zeker in het publieke domein- een plaats ontzegd. En de overheid wordt te hulp geroepen om zulke opvattingen ”te weren en uit te roeien”.
Het is daarom nodig dat de christelijke politiek zich voortdurend beraadt op haar positie. Het gaat er uiteindelijk om hoe we als christenen in een ontkerstende samenleving zo goed mogelijk inhoud kunnen geven aan een politiek die is tot eer van God en tot zegen van de samenleving.
De SGP bevindt zich wat dat betreft in een moeilijke positie. Om haar taak te kunnen blijven uitvoeren ziet de partij zich meer en meer genoopt een beroep te doen op de vrijheid van godsdienst. Tegelijk kost het de partij grote moeite die vrijheid -voor wat betreft het publieke domein- ook te erkennen voor anderen. Die anderen waren aanvankelijk vooral de rooms-katholieken, nu ligt de nadruk op de aanhangers van de islam. Maar de achterliggende gedachte is dezelfde.
Als gereformeerd christen kan ik daar ook wel inkomen. De grote geestelijke verscheidenheid in Nederland is geen sieraad. Er is maar één God, Die er recht op heeft door ieder gediend te worden. Maar de vraag is langs welke weg we dat willen nastreven. Door de verkondiging van het Evangelie, door gesprekken en contacten met onze naasten. Maar ook door het ambt van de overheid?
Over die vraag zal de SGP in de komende tijd mijns inziens fundamenteler moeten nadenken dan tot nu toe is gebeurd. De gereformeerde belijdenis maakt niet voor niets onderscheid tussen de ambten in de kerk (art. 30 NGB) en in de staat (art. 36 NGB). Voor beide ambten geldt dat ze in dienst van God staan, de taken en bevoegdheden verschillen echter principieel.
Van een godsdienstig neutrale overheid kan geen sprake zijn. Maar dit betekent niet dat de overheid, die de christelijke godsdienst beschermt, haar macht ook mag gebruiken om belijders van andere godsdiensten te beletten hun geloof in praktijk te brengen, bij voorbeeld door de bouw van een rooms katholieke kerk of een moskee zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat zou op gespannen voet staan met de uitspraak van Jezus, dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is.
De SGP probeert veelal aan het dilemma te ontkomen door te zeggen dat zij tegen godsdienstvrijheid is maar vóór gewetensvrijheid. Maar dit is een schijnoplossing, die niemand echt overtuigt. Gereformeerden hebben terecht nooit genoegen genomen met slechts vrijheid van geweten, omdat zij de vrijheid wilden hun godsdienst te belijden en te beleven. Zouden niet-christenen dan gedwongen mogen worden zo’n gekunsteld onderscheid wel te maken?
De SGP moet de overheid en haar medeburgers recht in de ogen kunnen zien door de rechten die zij in het publieke domein voor zichzelf vraagt, anderen niet te onthouden. Als dat het geval is kon er bij het eeuwfeest van de partij wel eens meer dan nu gehoor voor haar eigenlijke boodschap gevonden worden.
De auteur is oud-lid van de Tweede Kamer voor het GPV.