Opnieuw cel geëist na dochtermoord
Tegen de 41-jarige A. H. en zijn echtgenote F. H. (40) uit Dordrecht zijn dinsdag in hoger beroep bij het Haagse gerechtshof celstraffen van respectievelijk tien en zeven jaar geëist. Zij zouden hun eigen dochter Sudobe (16) hebben omgebracht.
Het paar zou dat gedaan hebben omdat zij de Afghaanse familie-eer had bezoedeld door als ongetrouwde haar maagdelijkheid te verliezen. Het in een dekbed en bloemensprei verpakte dode meisje werd op 16 februari te Ouderkerk aan den IJssel langs een landweggetje aangetroffen. Zij zou met een sjaal zijn gewurgd.
Het bleek de politie al gauw dat er sprake was van ernstige gezinsproblemen omdat de thuiswonende dochter op jonge leeftijd haar maagdelijkheid had verloren. Verder stond zij op het punt om zonder te trouwen te gaan samenwonen met een jongen uit Rotterdam.
De rechtbank, die het ontkennende echtpaar eind vorig jaar dezelfde straffen oplegde, achtte toen bewezen dat het meisje door de vader in de Dordtse woning van haar oma was omgebracht teneinde de familie-eer te redden. Gepeilde mobieletelefoongesprekken en resultaten van sporenonderzoek vormden het bewijs. De moeder werd door de rechtbank als medepleger gezien. Een zoon werd aanvankelijk ook verdacht, maar justitie heeft hem laten gaan.
Volgens advocaat M. Moszkowicz is nooit exact vast komen te staan hoe, wanneer en waar het meisje precies is omgebracht. Hij vroeg het hof derhalve om vrijspraak. Het gerechtshof doet over twee weken uitspraak.