Vernieuwing
Het rapport van de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen (het rapport-Dijsselbloem) heeft heel wat pennen in beweging gebracht. Het rapport kreeg in het parlement brede instemming. De grootschalige vernieuwingen van het voortgezet onderwijs in de negentiger jaren van de 20e eeuw werden in dit rapport kritisch beschouwd.
Is met dit rapport sprake van een trendbreuk? zo vraagt Emmanuel Naaijkens in SBM, Maandblad van de Besturenraad PCO (maart 2008). De Besturenraad acht van wel. Het bijzonder onderwijs is blij dat de overheid door de commissie Dijsselbloem is teruggefloten. De scholen werden overspoeld met veranderingen, zonder passende bekostiging, zonder te luisteren naar het onderwijsveld. De commissie roept de overheid terecht op het grondwettelijk recht van vrijheid van scholen te respecteren. De basisvorming met haar uniformiteit werd ingevoerd, terwijl dat duidelijk een risico vormde voor de zwakkere leerlingen. Gaat de overheid nu echt naar het onderwijsveld luisteren? Dan komt er eindelijk echte vrijheid voor scholen.Het rapport stelt dat de overheid haar kerntaak, het zeker stellen van de kwaliteit van het onderwijs, ernstig heeft verwaarloosd. De belangrijkste aanbeveling van de commissie is dat de overheid zich niet meer tot in de klas bemoeit met het onderwijs, maar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering legt bij de scholen. De overheid gaat over het wat en de scholen gaan over het hoe. De overheid geeft aan wat de leerlingen zouden moeten leren, en houdt daar greep op door invoering van een kerncurriculum, examens en toezicht. Het pedagogisch-didactisch klimaat is aan de scholen.
Dit lijkt, aldus de schrijver, een heldere herpositionering van de rol van de overheid. Toch zitten er mogelijke addertjes onder het gras. Want in één adem pleit de commissie voor een canonisering van de onderwijsinhoud en het invoeren van leerstandaarden. Toch acht de schrijver dat met dit rapport sprake is van een trendbreuk.
Of dit echt zo is valt nog te bezien. SGP-fractievoorzitter Van der Vlies heeft terecht gewaarschuwd voor de rol van de overheid als het gaat om een canonisering van de onderwijsinhoud. Daarmee is ook de vrijheid van onderwijs in gevaar!
Ook de onderwijssocioloog en vroegere voorzitter van de Onderwijsraad Han Leune is lovend over het rapport. In Didaktief (april 2008) noemt hij het rapport doorwrocht, knap werk en bovenal een verstandig werkstuk.
Alle aanbevelingen, zo stelt hij, zijn waardevol en verdienen navolging. Hij is blij dat de commissie de verantwoordelijkheid van de overheid voor de onderwijskwaliteit benadrukt. In het artikel ”Aanbevelingen zullen niet worden nagevolgd” wil hij aantonen dat de Onderwijsraad destijds adviezen aan de regering heeft uitgebracht in dezelfde geest als de aanbevelingen van Dijsselbloem.
Voorbeeld is de aanbeveling dat de overheid moet sturen op onderwijsopbrengsten en leerstandaarden moet invoeren. „Daar heb ik me als voorzitter van de Onderwijsraad het vuur voor uit de sloffen gelopen. We hebben zelfs standaarden voor taal en rekenen op een presenteerblaadje aangeboden. Daar is niks mee gedaan, maar dat kan nu weer uit de la komen. Datzelfde geldt voor de aanbeveling de Onderwijsinspectie te herijken, dat spoort naadloos met ons advies destijds over deugdelijk toezicht.” Dat deze aanbevelingen toen niet, maar nu wel serieus genomen worden, ziet Leune als het gevolg van rivaliteit tussen beleidsmensen. Uiteindelijk leidt het tot halfslachtig en ineffectief beleid.
Op een vraag of de Onderwijsraad destijds tegen de komst van het vmbo, de basisvorming en de tweede fase was zegt hij: Het eerste advies over de basisvorming was om het wetsvoorstel terug te nemen en van de drie jaren basisvorming twee jaar te maken. Daar is niet naar geluisterd. Hetzelfde geldt voor het advies van de Onderwijsraad over het vmbo. De raad vond de vorming van vmbo-scholen best een goed idee, maar maakte zich grote zorgen om de zwakke leerling. Voor hen adviseerde de raad een praktische leerweg. De raad was ook kritisch over de uitwerking van de tweede fase, zoals het zware examenprogramma en het nieuwe leren.
Toch verwacht Leune niet dat er sprake zal zijn van een trendbreuk. Hij zou wensen dat alle adviezen van de commissie opgevolgd gaan worden, maar hij verwacht dat dit niet snel zal gaan gebeuren. Er volgen krachtige lobby’s en er is te weinig geld. De marges voor verandering zijn zeer smal.
Zijn huidige advies aan de overheid is: volg een tweesporenbeleid. De overheid moet stevig en streng sturen op het bewaken van de onderwijskwaliteit. Als je eenmaal het wat van het onderwijs goed hebt geformuleerd en ook controleert, dan hoef je je als overheid niet druk te maken of een school met methode A of B werkt. Geen proces- maar een productcontrole.
Vragen die samenhangen met de vrijheid van onderwijs komen in dit artikel niet aan de orde. Vrijheid van onderwijs wordt algemeen beschouwd als de vrijheid ’hoe’ het onderwijs vorm te geven, terwijl het ’wat’, de onderwijsinhouden, wel centraal geregeld kunnen worden. Dat is een ander begrip van onderwijsvrijheid dan de christelijke school altijd heeft voorgestaan.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.